Zeeland 16.1
tien blissen. Desen Turck was den barbier van den
basja en hadde een slaeff in Sluys geweest ende
daernaer in den Hage ent leg'er van Zijn Exc., daer
hij veel goedts van sijdt'. De oud-galeislaaf was dus
in 1604 door de Staatsen in de Zwinstad bevrijd.
Twaalf jaar later en duizenden kilometers verder
leefde hij een prettig leven als de kapper van de
Turkse gouverneur-generaal. Een grilliger omkering
van het fortuin was wel nauwelijks denkbaar!12
Voorkeurspositie van Sluizenaars in Noord-Afrika?
De bevrijding van de "Turkse" slaven te Sluis, hun
goede behandeling na een periode van ellendige
gevangenschap en actieve hulp door de Staatsen
bij hun repatriëring is niet alleen door de Staten-
Generaal benut om voordeel bij de Turkse regering
te behalen, maar ook door de magistraat van Sluis.
Zij gebruikte de steun van destijds als argument
om stadsgenoten die door Noord-Afrikaanse kapers
gevangen genomen waren, vrij te pleiten. In het
begin van de 19c eeuw ging het verhaal dat als een
schipbreukeling of gevangene in één van de
Noord-Afrikaanse havensteden kon aantonen dat
hij uit Sluis kwam, hij zonder het betalen van los
geld vrijgelaten werd. Dit klonk in de oren van
sommige historici zo ongeloofwaardig, dat zij het
verhaal naar het rijk der fabelen hebben verwe
zen.13 Johan Hendrik van Dale, de stadsarchivaris
van Sluis, toonde in 1855 evenwel aan, dat ge
boren Sluizenaars in ieder geval in Algiers wel
degelijk een voorkeurspositie hadden. Hij citeerde
daartoe uit de notulen van de "extraordinaire" ver
gadering van de hoogbaljuw, burgemeester en
schepenen van Sluis van 8 augustus 1716. Voor het
college verscheen toen Appolonia Suickers, de we
duwe van Cornells Donckers. Haar zoon Pieter
Donckers, opvarende van het Vlissingse schip de
Venetiaansche galei, was eerder dat jaar in Algiers
gevangen genomen.
Hierboven zagen we reeds dat zoiets geen uit
zondering was. In het bijzonder in de zeventiende
eeuw werden vele Europeanen door Barbarijse,
vooral Algerijnse kapers gevangen genomen.
Vrijlating was meestal alleen mogelijk na betaling
van een losprijs. De hoogte daarvan was afhanke
lijk van de status en de functie van de gevangene,
maar gemiddeld rekende men rond 1650 met een
prijs van f. 500,— per gevangene. De Staten-
Generaal vond de lossing geen staatszaak, maar
vooreerst een probleem van de familie, de woon
plaats van de slachtoffers en van liefdadigheidsin
stellingen. Noch van Vlissingen noch van de reder
van de Venetiaansche galei is iets als een slavenkas
bekend waaruit lossing bekostigd kon worden;
waarschijnlijk bestond deze dus niet."1 De weduwe
Donkers-Suickers wendde zich daarom voor hulp
tot de stad Sluis. Zij herinnerde de bestuurders er
tijdens de vergadering van 8 augustus 1716 aan dat
geboren Sluizenaars door de "Grooten Heer", de
Turkse sultan, van slavernij "verschoond wierden".
Vervolgens overhandigde zij hun een uittreksel uit
het doopboek, als bewijs dat Pieter in Sluis geboren
was. Tien dagen later werd het uittreksel op haar
Turkse waterpijprokers.
B. Lewis. The Middle-East,
2000 Years of History from
the Rise of Christianity to the
Present Day. London 2003,
4th ed.
Oude relaties
15