strijd tegen Turkije en Noord-Afrika. Rond 1600 fungeerde Sluis als operatiebasis van Spaanse ga leien, die bemand waren met Turkse/Noord- Afrikaanse gevangenen. Hun bevrijding in 1604 werd door de Staten-Generaal benut om een aan vang te maken met diplomatiek verkeer met Marokko, Algiers en Turkije. Kenmerkend voor de contacten in de middel eeuwen is hun commerciële en politiek-religieuze achtergrond: handelsgoederen via het Zwin, bede vaarders en anti-islamitische militaire campagnes. Het religieuze aspect geraakt na de Spaanse tijd (dus na 1604) op de achtergrond. De contacten wa ren toen hoofdzakelijk van politiek-commerciële en intermenselijke aard, zoals het volksverhaal van Sint-Anna, de Sluise galeislaven, de Sluise en Aardenburgse gevangenen in Barbarije en het Marokkaans-Nederlands huwelijk. De drie delen van de bijdrage "Oude relaties" zijn het resultaat van een relatief eenvoudig en kortlo pend historisch onderzoek over een weliswaar breed onderwerp, maar voor een geografisch klein gebied. Het leverde naar verhouding veel informa tie op. Misschien is zoiets ook mogelijk voor an dere streken in Nederland en Vlaanderen met inter nationale havens en misschien leiden onderzoeken elders tot een vergelijkbare conclusie als voor West-Zeeuws-Vlaanderen. Namelijk dat het aantal contacten tussen zijn inwoners en moslims in de hier besproken tijdvakken - de middeleeuwen en de Nieuwe Tijd - groter en de afstand tussen beide be volkingsgroepen wellicht kleiner was dan vermoed. En voorts dat, vooral in de hierboven beschreven Nieuwe Tijd, religieuze en culturele verschillen voor het aangaan van constructieve betrekkingen geen principale obstakels behoefden te zijn. Het huwelijk tussen (de al dan niet vermeende prins) Henry Cherif uit Marokko en Trijntje Bartelmeesdochter uit Sluis leert dat het zelfs nog mooier kan - althans als het verlopen is zoals het zich idealiter laat aanzien. Bij hen geen uitvergro ting van verschillen in afkomst, geen culturele en religieuze kloof. Zij zagen elkaar (stellen wij ons voor) niet kil en afstandelijk als vertegenwoordi gers van een abstract gedefinieerde bevolkings groep, maar begripvol en geduldig als mensen, als waardevolle individuen die met elkaar hun leven wilden delen. Een voorbeeld om na te volgen, want vanuit zo'n houding ontstaan - naast de oude - vanzelf positieve nieuwe relaties. Noten 1. Resolutie 11 mei 1605. H. de Castries, Les sources de l'Histoire de Maroe de 1530 a 1845, I, Paris, 1906, 74v. H.H.P. Rijperman, Resolution der Staten-Generaal, XIII, 's-Gravenhage, 1957, 13 nootnr. 3. A. Benali, H. Obdeijn, Marokko door Nederlandse ogen, 1605-2005. Verslag van een reis door de tijd, Amsterdam, Antwerpen, 2005, 18- 19. Vriendelijke mededeling van laatstgenoemde auteur. 2. H. Obdeijn, P. De Mas, Ph. Hermans, Geschiedenis van Marokko, Amsterdam, 2002, 69. 3. Brief van Gerritsz aan de Staten-Generaal, 24 oktober 1605. K. Heeringa, Bronnen tot de geschiedenis van den Levantsche handel I, 2, 's-Gravenhage, 1910, 637. 4. G. van Krieken, Kapers en kooplieden. De betrekkingen tussen Algiers en Nederland, Amsterdam, 1999, 11. R.E.J. Weber, De beveiliging van de zee tegen Europeesche en Barbarijsche zeerovers, 1609-1621, Amsterdam, 1936, 89. Gerritsz. heeft zich (ook ten opzichte van Coy) in Algiers zodanig misdragen, dat hij na zijn terugkeer in Nederland in 1606 werd gearresteerd. Rijperman, XIII, 648. De Castries, I, 129. 5. Instructie voor dr. Pijnacker, 16 mei 1622, art. 22. Heeringa, II, 2, 861. Van Krieken, 21v. In Hystorisch ver- hael van den steden Thunes, Algiers ende andere steden in Barbariën gelegen (uitgegeven te 's-Gravenhage, 1975) uit c. 1627 (Pijnackers verslag van zijn missie als ambas sadeur), maakt hij geen melding van Sluis. Op ibidem, 61 de bewondering in Algiers voor Maurits en diens oprechte vijandschap voor Spanje. 6. Heeringa, I, 1, p. 636 nootnr. 1. Ibidem, II, 2, 1019 nootnr. I. Van Krieken, 34. 7. Resolutie 16 oktober 1604. Rijperman, XIII, 116-117. Heeringa, I, 1, 155. Ibidem, I, 1, nr. 106a, 170-171 nootnr. 2. G.R. Bosscha Erdbrink, Af the threshold of felicity. The Ottoman-Dutch relations during the embassy of Cornelis Calkoen at the Sublime Porte 1726-1744, Ankara, 1975, 3. De Castries, I, Doc. XIV nootnr. 2. 8. Heeringa, I, 1, 170-171 nootnr. 4. Ibidem, 636 nootnr. 1. A.H. de Groot, The Ottoman Empire and the Dutch Republic. A History of the Earliest Diplomatic Relations, 1610-1630, Istanbul, 1978, 306 nootnr. 77. E. van Meteren, Commentarien ofte memorien van den Neder- landtschen staet, handel ende geschiedenissen, Amster dam, 1610, f. 575. 9. De brief, gesteld in de "Arabische sprake", werd na 25 ok tober 1610 te Amsterdam vertaald (opgenomen in Van Meteren, boek XXXIII). Bosscha Erdbrink, 3. Heeringa, I, 1, 179. Ibidem, I, 2, nr. 116, 180-181. K. Heeringa, De eerste Nederlandsche gezant bij de verheven porte, Utrecht, 1917, 12-16. De Groot194-195, 295 nootnr. 78. A.H. de 18 Oude relaties

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2007 | | pagina 19