Zeeland i6.i Daarnaast bevatten de cahiers wetenswaardig heden op uiteenlopende terreinen. Ook hiervan worden verschillende voorbeelden in dit artikel gegeven. Het levenswerk van Frederik Nagtglas Hoe Nagtglas tot het schrijven van de Levens berichten is gekomen vertelt hij in een voorbericht van dat werk3. In 1725 vierde de Leidse Hooge- school haar honderdvijftigste verjaardag, ter gele genheid waarvan professor Petrus Burmannus een rede hield, en daarbij verscheidene schampere op merkingen maakte over de botheid van de Zeeuwen en hun achterlijkheid in kunsten en wetenschap pen. Bekende Zeeuwen als de geneesheer Gerard de Wind en de predikant Johannes Nicolaas Treitel spraken hun verontwaardiging uit in Latijnse ge schriften. De provinciale rekenmeester Pieter de la Ruë kwam echter met een praktischer tegenaanval: hij begon de levensschetsen te verzamelen van Zeeuwen die op verschillend gebied hadden uitge blonken, en in 1734 kwam zijn Geletterd Zeeland uit, in 1736 gevolgd door Staatkundig en Held haftig Zeeland". Beide werken werden zeer gunstig ontvangen. Langdurige ziekte verhinderde De la Ruë zijn werk te vervolgen. Het is vermeldens waard dat Petrus Burmannus Secundus in 1761 tijdens een reis naar Staats Vlaanderen in zijn reis journaal schrijft dat hij in Middelburg - het jacht waar het gezelschap mee reisde lag daar in de haven - een bezoek heeft gebracht aan de oude Pieter de la Ruë, 'zeedert eenig'e jaaren sterk geëgareert, waarom 2 oppassers altoos bij hem zijn.' Daarna vertelt hij dat De la Ruë erg blij was met zijn bezoek want 'naauwlijks was ik in 't jacht geretourneert, of zond [hij] mij present zijne 2 wer ken, 't Geletterd en Heldhaftig Zeeland', 's Avonds liet De la Ruë nog enkele gedichten bezorgen en een brief, 'dog onleesbaar zoo wel als onverstaan baar"1. De la Ruë liet hij bij zijn overlijden veel aante keningen na, door hem gemaakt ter voorbereiding van de tweede, respectievelijk derde uitgave van zijn Staatkundig en Heldhaftig en Geletterd Zee land. Een meerderheid van zijn verzamelde gege vens kwam in handen van dominee Willem te Water, die geneigd zou zijn geweest de taak over te nemen. Later kwamen ze bij zijn zoon professor Jona Willem te Water terecht. Deze ging verder met het noteren van wetenswaardigheden, maar tot het samenstellen van een boek is het niet gekomen. In 1823 kocht het Zeeuws Genootschap op de boek- verkoping van Te Water het 'vervolg' op De la Ruë voor ruim tweehonderd gulden. Mr. Samuel de Wind voegde een groot aantal door hemzelf verza melde bijzonderheden toe en maakte plannen het werk voor publicatie ter hand te nemen, zodra hij op zeventigjarige leeftijd zijn ambtsbetrekkingen zou neerleggen. Helaas stierf hij reeds in 1859 toen hij zesenzestig was, zoals hijzelf zei: 'Bereid ben ik wel, maar niet gepresseerd'3'. Na hem wilde mr. Meinard Frederik Lantsheer het werk voltooien, maar ook hij stierf alvorens een vervolguitgave tot stand was gekomen. Mr. F.W.D.C.A. van Hattum kocht in 1928 een map met een groot aantal bladen, waarvan een ge deelte de titel droeg: 'Bijvoegsels tot het Geletterd Zeeland door den Here en Mr. Pieter de la Ruë zelf opgesteld'7. Onderzoek wees uit dat de bladen be halve van De la Ruë afkomstig waren van mr. Pieter Boddaert en van de Middelburgse rechtsge leerde mr. A.W. Philipse. Veel namen uit die aante keningen zijn noch bij De la Ruë, noch bij Nagtglas vermeld. Frederik Nagtglas was bibliothecaris van het Zeeuws Genootschap en hij wist dat in het genoot schapsarchief veel bijeengebrachte gegevens aan wezig waren. Na lang twijfelen besloot hij 'om moedig de taak op te vatten, in de overtuiging dat, al mochten de krachten soms falen, het aan goeden wil en liefde voor de zaak niet ontbreken zou'". En zo begon Frederik Nagtglas aan zijn veelomvat tende taak. Hij schrijft hoe moeilijk het is om on partijdig te blijven, vooral als het om personen of families gaat die 'men in zijn jeugd heeft leeren be schouwen onder het vooroordeel der toenmalige partijtwisten'. Die laatste opmerking moet wel slaan op de tegenstellingen tijdens de Franse tijd, die in zijn jeugd nog ruimschoots aanwezig waren. De la Ruë nam alleen geboren Zeeuwen op. Nagtglas trok zijn grenzen wat ruimer: mensen die Zeeland zeer toegewijd zijn en veel voor de provincie betekend hebben mogen ook Zeeuw genoemd worden! Heel veel informanten hebben bouwstenen voor de schrijver verzameld, zoals Joost van der Baan, Johannes Godefridus Frederiks, H.M. Kesteloo, Willem van der Os en vele anderen. Dikwijls zijn aantekeningen letterlijk overgeno men in de Levensberichten, maar ook kuiste hij wel zijn versies, zeker als hij wat te openhartig zijn me ning had verkondigd in zijn aantekeningen. Frederik Nagtglas 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2007 | | pagina 22