G.A. Fokker. Zei. 111. IV 824.
orde en netheid van Fokker. Ook als de families
Fokker en Nagtglas tijdelijk buren zijn, ondervin
den ze veel blijken van vriendschap en welwillend
heid van Fokker en zijn echtgenote. Maar iets ver
der noteert hij in zijn aantekeningen: 'Fokker miste
opgewekte levenslust, en men zou geneigd zijn om
te gelooven dat hij aan bloedarmoede leed. Zijn
huwelijksleven was, hoewel hij met juffr. Koos van
den Broecke een aanzienlijk vermogen behouwde,
niet gelukkig. Men beweerde wel eens dat jeugdige
onbezonnenheid van Fokker aan zijn vrouw een
onherstelbare ziekte had ingeplant, waarom zij
haar echtgenoot vooral een kwaad hart toedroeg'.
De eventuele rijkdom, afkomst of hoge positie
van huwelijkspartners krijgen altijd aandacht van
Nagtglas. Voor de brave burger tellen die zaken
uiterst zwaar mee. Flet einde van de aantekeningen
gaat als volgt: 'Zijn einde was somber. Hij had een
langdurig en pijnlijk ziekbed, wilde niemand zien
en droeg knorrend en morrend zijn lijden. Reikhal
zend zag hij uit naar het einde en geen vriendelijke
ster der hoop verlichtte zijn laatste dagen. Nog
treuriger was het einde zijner echtgenoote (een
kind-vrouw met een lastig humeur) die hem maar
weinig betreurde, en een jaar later uit levensmoe
heid, met schrikwekkende koelbloedigheid een
einde zocht in de regenput harer woning'. Over al
deze uitweidingen, narigheden en misschien rod
dels, lezen we niets in de Levensberichten. Daar
worden slechts de genealogische en zakelijke gege
vens, en de verdiensten van Gerrit Adriaan Fokker
opgesomd.
Over Adrianus Slotemaker, die in 1839 te Middel
burg als predikant bevestigd werd, geeft Nagtglas
een boeiende beschrijving. In zijn aantekeningen46
lezen we: 'Hij wist handig met ortodoxe en liberale
beginselen te schipperen en door galmende en zal
vende toon den minder deg'elijken inhoud te ver
goelijken.' Wat verder noteert hij dat Slotemaker
veel te royaal geld uitgaf, maar als zijn crediteuren
om geld aan de deur kwamen wist hij ze zo handig
te bespelen dat ze zonder geld weer vertrokken,
maar wel met een nieuwe bestelling. Over dat te
gemakkelijk geld uitgeven staat niets in de Levens
berichten, wel lezen we daar: 'Toen zijne uiterlijke
omstandigheden omstreeks 1861 merkelijk waren
verbeterd, en hij in een aanzienlijk huis op den
Dam op ruimen voet leven kon, scheen hij den
bergtop bereikt te hebben'. En van de 'galmende en
zalvende toon' waarvan in de aantekeningen niet
veel goeds gezegd werd, ontstaat de volgende ge
drukte zin: Slotemaker maakte als prediker 'grooten
opgang, waartoe zijn krachtige ietwat galmende en
sterk vibreerende stem medewerkten'. Het onsym
pathieke 'geschipper' uit de aantekeningen laat
Nagtglas maar weg. 't Is hier duidelijk een voor
beeld van: c'est Ie ton qui fait la musique!
De in dit artikel genoemde verschillen tussen aan
tekeningen van Nagtglas zelf, van zijn informanten
en de gedrukte Levensberichten zijn misschien aan
leiding tot een uitvoeriger studie. Door vergelijken
kan aan het licht komen waar de meeste fouten ge
maakt zijn: leveren de vele briefschrijvers foutieve
gegevens in, interpreteert Nagtglas ze verkeerd,
neemt hij ze slordig over, of speelt de drukker ook
nog een rol?
Na alle levensberichten van de meer en minder be
kende Zeeuwen kunnen we ons nog afVragen of
Nagtglas over de Zeeuwen in het algemeen een
mening had. We krijgen de indruk uit zijn dagboek
dat hij 't hier zeer naar zijn zin had en de mensen
erg waardeerde, maar zijn volgende notitie geeft
toch wel te denken: 'Ik heb me verwonderd over
het gezegde Goed rond, goed Zeeuwsch, want de
nieuwe tijd heeft de uitstekende punten der oude
28
Frederik Nagtglas