wegens openbare dronkenschap en ontucht te zijn geschorst, werd hij uiteindelijk ontslagen.10 En dan te bedenken dat het optreden van deze veldwachters nog in het niet viel bij dat van hun collega J. Koster uit Yerseke, die ervan verdacht werd systematisch het gezag te ondermijnen. Zo zou hij de plaatselijke bevolking hebben opgezet tegen wethouder Lemson, omdat deze in een be paald jaar de kermis had verboden. Koster zou zelfs in zijn vuistje hebben gelachen, toen een aantal woedende dorpelingen het huis van de wethouder had bestormd en de ruiten aan diggelen had gesla gen. Aanvankelijk kon of wilde de burgemeester van Yerseke weinig tegen de man uitrichten. Pas nadat het bewijs was geleverd dat hij de hand had gehad in een inbraak in het gemeentehuis, werd hij ontslagen." Sancties Een veldwachter die in de ogen van het gezag slecht functioneerde, kon vroeg of laat op ontslag rekenen. Veldwachters die zich bij herhaling schul dig maakten aan dronkenschap, ongehoorzaamheid of die er de kantjes van afliepen, riskeerden zelfs oneervol ontslag. Kwam een veldwachter die voor het eerst een overtreding beging er in de regel met een berisping vanaf, bij herhaling of bij een zwaar dere overtreding moest hij rekening houden met een schorsing van één tot twee weken. Overplaatsing naar een andere plaats in de pro vincie was eveneens een mogelijkheid. Voor een veldwachter die te weinig gezag uitstraalde in de eigen gemeente of wiens familieleden op de een of andere manier in opspraak waren gekomen, was dit een aantrekkelijke optie. Voorwaarde was natuur lijk wel dat er een gemeente kon worden gevonden die aan de ruil wilde meewerken. Zo besloten 's-Eleer Arendskerke en Scherpenisse in 18S8 tot een veldwachtersruil, nadat beide gemeenten tot de slotsom waren gekomen dat de positie van hun veldwachter onhoudbaar was geworden. De vrouw van H. de Fluiter, veldwachter in 's-Heer Arends kerke, werd van diefstal verdacht 'hetgeen', zo deelde de burgemeester aan de commissaris van de koning mee, 'algemeen bekend geworden is en waardoor het ontzag, dat een veldwachter behoort te hebben, is weggenomen'. Hij kon naar Scherpe nisse, want ook het bestuur van die gemeente wilde zo snel mogelijk worden verlost van zijn veldwach ter C. de Koning, die volgens de burgemeester 'allen betamelijken eerbied en ondergeschiktheid jegens mij ten eenen male uit het oog heeft verloren.'12 Nevenverdiensten Dat zo veel veldwachters niet naar behoren functioneerden, had op de eerste plaats te maken met hun verdiensten, die dermate gering waren dat vrijwel alle veldwachters gedwongen werden aller lei nevenfuncties uit te oefenen. Een veldwachter die tevens schoenmaker, kleermaker, postbode, havenmeester, klokkenist of organist was en hier naast nog allerlei hand- en spandiensten voor de boeren in de omgeving verrichtte, was zeker niet ongewoon. Dat het werk als veldwachter hierdoor in het gedrang kwam, was onvermijdelijk. In Poortvliet kluste de veldwachter zelfs zóveel bij, dat hij de naijver van enkele dorpelingen op wekte. Zo schreef de plaatselijke postbode in 1908 een boze brief aan de commissaris van de konin gin. 'Onze gemeenteveldwachter', zo schreef hij, 'is bovendien 1' polderbode; 2C gemeentebode; 3C schatter van herbergen; 4' schoonhouder van pu blieke werken als brandputten; 5' afhaler van kaai- gelden; 6l' inner van brandassurantiën T weide-op- passer van verschillende boeren; 8" landbouwer; 9' schapenhouder." Wat de postbode bovendien stak, waren de vele voordelen die de veldwachter uit hoofde van al deze functies genoot. Zo kreeg hij van de boeren tarwe als beloning voor zijn oppas- werk en kreeg hij van de gemeente een fiets die hij gebruikte om naar zijn eigen land toe te gaan. 'Naar mijn bescheiden mening', zo merkte de post bode op, 'moet de waarneming der hoofdbetrek king lijden onder al deze bijbaantjes, terwijl onze veldwachter de zoo noodige vrijheid van handelen tegenover hen die hem bovenstaande functies ver- leenen, verloren heeft, wat aanleiding kan geven tot grove onrechtvaardigheid.' Hij verzocht de com missaris dan ook zo spoedig mogelijk een einde te maken 'aan dezen ongewenschten toestand.'13 In vrijwel alle dorpen was het gebruikelijk dat de veldwachter zijn schamele inkomsten aanvulde met giften van de plaatselijke burgerij. De nieuw jaarsgift werd zelfs door vele veldwachters als een ongeschreven recht gezien, tot grote ergernis van de Provincie, die er bij de gemeenten dan ook op aandrong dit soort praktijken te verbieden. De nieuwjaarsgiften werden een 'ergerlijk misbruik' genoemd, 'dewijl hiervan het gevolg is, dat de 4 De veldwacht

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2007 | | pagina 5