Zeeland 16.1
Oude relaties. is medewerker
West-Zeeuws-Vlaanderen en de Turks-Arabische wereld Gemeente Sluis,
in de middeleeuwen en Nieuwe Tijd (deel 3)
Arco Willeboordse
van de
In het middendeel van drie bijdragen over de be
trekkingen tussen West-Zeeuws-Vlaanderen en de
westelijke islamitische wereld tot aan de Franse
tijd stond de stationering, de dood en de bevrijding
van honderden "Turkse" slaven in Sluis centraal.
Behalve uit Turkije waren zij waarschijnlijk vooral
afkomstig uit Barbarije, het huidige Marokko,
Algerije en Tunesië. De slaven waren op het einde
van de zestiende eeuw door Spanje gevangen ge
nomen in oorlogen tegen Noord-Afrikaanse steden
en bij vlootacties op de Middellandse Zee en de
Atlantische wateren ten westen van Marokko. Naar
schatting meer dan 1400 van hen werden als roei
ers overgebracht naar Sluis, dat van 1599 tot 1 603
fungeerde als uitvalsbasis van een Spaanse galei—
envloot. Een jaar later wist prins Maurits Sluis na
een drie maanden durend beleg voor de Staatsen
in te nemen. Gedurende het beleg moeten veel
gevangenen de hongerdood zijn gestorven -
misschien wel tegen de duizend. De ongeveer vier
honderd overlevenden werden door de Spanjaarden
vrijgelaten - conform het capitulatieverdrag.
De Staten-Generaal gaven hen toestemming naar
huis terug te keren, zonder dat losgeld betaald
behoefde te worden - ongelijk aan de gewoonten
van destijds.
Ongeveer de helft trachtte via Frankrijk hun vader
land te bereiken. Nieuwe g'evang'enname door
Fransen in Marseille en Engelse kapers op de Mid
dellandse Zee leidden tot anti-westerse reacties in
en vanuit Algiers en Tunis. Pas een Turkse diplo
matieke missie naar Engeland en Frankrijk wist een
definitieve vrijlating te regelen en de onrust in
Noord-Afrika te sussen.
Een andere groep van ca 150 man deed een po
ging naar Barbarije (vooral Marokko) terug te keren
via Engeland. Toen dat mislukte en zij daarna naar
de Republiek terugkeerden, besloten de Staten-
Generaal zich actief met hun repatriëring te be
moeien. Omdat Engeland in augustus 1604 vrede
met Spanje had gesloten en Frankrijk zich "lauw
aan oorlog" toonde, stond de Republiek er voor het
eerst sedert decennia alleen voor. De begeleide re
tour van de oud-gevangenen naar huis was voor de
jonge staat een uitgelezen kans om naam te maken
in een aantal anti-Spaanse staten, dat wil zeggen
de Noord-Afrikaanse staten en vooral het machtige
Turkije. En wie weet zou het ook de deur openen
naar niet alleen nieuwe vrienden en bondgenoten,
maar ook naar handelsfaciliteiten en wellicht afzet
markten.
Een verdrag met Marokko
Ondanks het feit dat de bronnen weinig precies
omgaan met de termen Turken, Moren en Barbarije,
moeten de Staten-Generaal op de hoogte zijn ge
weest van de individuele herkomst van de Sluise
oud-gevangenen. Dit stelde hen in staat om afzon
derlijke retourmissies te organiseren naar Marokko
en Algiers. Naamlijsten zijn evenwel niet aanwezig
of getraceerd.
De missie naar Marokko betrof 100-130 per
sonen. Op 8 maart 1605 bood een schipper uit
Middelburg aan de 70-80 slaven terug te brengen
voor een bedrag van 21,— "per hoofd". De Staten
vonden dat waarschijnlijk te duur. Twee maanden
later, op 8 mei 1605, werd de opdracht (voor 105
Marokkanen) daarom gegund aan Thomas Gerritsz.,
schipper van De Hoope uit Stavoren. Intussen was
ook een gezant voor Marokko aangesteld, Pieter
Maertensz. Coy. Zijn taak was meerledig: hij zou
voor twee jaar naar Marokko gaan, de in Sluis aan
getroffen slaven aan de "Keizer van Marokko"
voorstellen en onderhandelingen aanvangen over
de vrije handel op Barbarije, de vrijlating van
Nederlandse gevangenen en de stationering van
oorlogsschepen in de Marokkaans-Atlantische ha
venplaats El Araïche. De aanstelling van Coy vormt
het begin van de Marokkaans-Nederlandse betrek
kingen. Over de behandeling van de voormalige
krijgsgevangenen werd hij door de Staten gedetail
leerd geïnstrueerd: in Marokko 'aangekomen, zal de
agent de ongeveer honderd Barbarijse Moren, on
derdanen van de zeer doorluchtige keizer, van
boord doen gaan en nadat in zijn opdracht door de
schipper aan ieder van hen drie of vier pond en een
stuk kaas is uitgedeeld, zal hij met hen landin
waarts gaan en hen naar de stad Marakesj begelei-
Oude relaties
11