H E
M E L
AARDEN
o p
OPGEHELDERT
FREDEK.ICUS van LEENHOF'
PjcDIftant tc ZWOLLE.
Te ZWOLLE,
23p B. HAKVOORD, 23ochticeïiopec aan De
lïoopi-jDatlit. 1704,
"Cn jfjn tebeftomen te Amsterdam,
A. vanDahmb, en N.iïn Hoorn.;
Fr. van Leenhofs Hemel op Aarden aangedron
gen."7
D'Outrein gaf in de voorrede een uitvoerige
exegese van het genoemde bijbelwoord, waardoor
hij aantoonde dat Paulus er anders over dacht
dan Van Leenhof deed voorkomen. Hij voegde er
de volgende persoonlijke ontboezeming aan toe.
"Immers voor my, ik kan betuigen niets per
soonlijks tegen de Hr. Leenhof te hebben. Wy sijn
met elkander uit eene provincie en stadt gespro
ten. De weinige ontmoetingen, die ik ooit van sijn
Eerw. gehad heb, sijn niet anders, dan in vriend
schap geweest. En nooit heeft sijn Eerw. my, nog
ik sijn Eerw. een stroo in den weg gelegd. Ik
hebbe seer veele hoogagting voor sijne eerste
schriften gehad in mijne jonkheid; namelijk, dat
over de Godgeleerdheid van Coccejus en het eer
ste deel van den Keten der Bibelsche Godgeleerd
heid. Waarvan het vervolg egter my min behaagd
heeft; en nog minder, een klein boekje van de
Consciëntie des Menschen, ook door sijn Eerw.
soo ik meene, geschreven. Maar nog veel minder
sijne verklaring over Prediker. Waarvan te dier
tyd, als se even was uitgekomen, een seer geleerd
man, die se gelesen had, niet ten onrechte seide:
Dat er den Spinosist soo klaar in doorstak als den
dagh.
"Echter dewijl zyn Eerw. sig daarin meer
bedekt heeft; en daardoor dat boek sonder opent-
lijke tegenspraak is doorgegaan; soo schijnt het,
dat sijn Eerw. des te moediger geworden, om in
desen Hemel op Aarden soo veel naakter voor den
dagh te komen.
"Het gene ik sijne Eerw. toewensche is: dat hy
mag sien sijne onbedachtsaamheid, dat hy God en
sijne waarheid de eere geven mag en dat hij mag te
rade worden, om, dooreen tegengesteld geschrift,
weg te nemen de groote ergernis en aanstoot, die
hy door dit tegenwoordige gegeven heeft."
Den Hemel op Aarden opgeheldert
Van Leenhof heeft zich de kritiek die van alle
kanten op zijn boek losbarstte, aangetrokken
want korte tijd later publiceerde hij een werk met
de veelzeggende titel: Den Hemel op Aarden
opgeheldert en van onverstand gesuivert,8 Moge
lijk dacht hij hierdoor de kou uit de lucht te
halen. Dit was echter niet het geval. Hij sprak er
overigens openlijk in uit dat hij van de werken
van Spinoza gebruik had gemaakt. Dat hij zich
c J)
V A N D E
Nevelen vanMisverftand,en Vooroordeelen.'
EERSTE DEEL.
©aar fn Dc «GjonDcii cn flcmtrnc Uanmrrhlnnrn tct
BcrDcDialinjc boojltomm mrtnaömtcflcricn
op De 2öjieben en Sscbjlftcn baar team.
Dienltig i om alk argwaan cn twijfelingen weg te nemen.
Titelblad, uit: 'Noodigc Aanmerkingen', door J. d'Outrein.
Bibliotheek PTU Kampen.
hierdoor als predikant in een onmogelijke positie
manoeuvreerde, realiseerde hij zich waarschijn
lijk niet. De inhoud van het boek laten wij verder
rusten, maar we zullen wel Van Leenhofs reactie
bezien op hetgeen D'Outrein had geschreven.
Daar blijkt namelijk uit dat hij zich erdoor
geraakt voelde.
"Zoo bitter danwaarde leezerben ik aange-
stast; en of ér nog iets aan ontbrak om mij/ (zoo
het mogelijk was) aan den gemeenen haat over te
geven zoo komt den Heer professor d'Outrein te
voorschijn in zijne Voorreden over zijn Gods
betuiging tegen Israel, om mij niet goed rond,
goed Zeeuws, maar met fijne/ opgezogte woor
den/ en beweeglijke spreekwijzen ten uitersten
haatelijk te maken. Zijne Eerw. verstaat mede
mijne meininge niet/ en digt mij maar/ op zijne
uitspraake/ gevoelens toe/ waar van ik ten eene-
male een afkeer hebbe/ en schat professoralijk de
waarde of onwaarde mijner geschriften: terwijle
ondertusschen/ zonder liefde en zuiverheid van
16
Goed rond, goed Zeeuws"