gezet. En dankzij de memoires van de Franse sol daat Hamon komen we iets te weten over de hopeloze strijd die het terugtrekkende Franse leger in de meidagen tegen de Duitsers voerde. in het tweede en veruit grootste hoofdstuk maken we kennis met het dagelijks leven in de oorlog, dat zich na de eerste dagen razendsnel herstelde. De Klerk: "Het is opmerkelijk hoe schijnbaar moeiteloos de maatschappij, die enkele dagen tevoren nog geschokt is door de Duitse overweldiging, weer gaat functioneren De Duitse overheid treedt moeiteloos in de sporen van haar Nederlandse voorganger. Ook op plaat selijke schaal lijkt de bezetting meteen als een voldongen feit, als het begin van een nieuwe tijd te worden gezien. Lokale bestuurders, vooral bur gemeesters, hernemen hun plaats in het gemeen tehuis en werken in het belang van de burgerij met de Duitsers samen." Het is geen collaboratie, maar accommodatie: de meeste Nederlanders pro beerden zich aan te passen aan de oorlogsom standigheden. Slechts een handjevol mensen ver zette zich in de eerste jaren van de oorlog. Pas vanaf 1943, toen de Duitsers hun politiek van de fluwelen handschoen lieten varen en de bevol king in Nederland steeds indringender met de gevolgen van de bezetting te maken kreeg, werd het verzet sterker en openlijker. Een overgeleverd exemplaar van de verboden krant Vrije stemmen uit de Ganzestad, een illegaal pamflet waarin wordt aangedrongen op hulp aan onderduikers, een gedenktegel ter gelegenheid van de geboorte van prinses Margriet: het zijn slechts enkele voorbeelden van verschillende 'stukken' waarop de schrijver ons trakteert en waaruit de aard van het verzet tegen de Duitse bezetter blijkt. Buiten gewoon interessant zijn de brieven van jonge parochianen aan de pastoor in Goes, waarin ze schrijven over hun ervaringen als dwangarbei ders in Duitsland. Van sommige brieven - ze zijn te vinden in het parochiearchief- vraagje je af hoe het mogelijk is dat ze de Duitse censuur zijn gepasseerd. Zo lezen we in de brief van de uitge zonden Frans Hagenaar: "Met onze Duitse vrien den is het anders gesteld, dat zijn afschuwelijke mensen, wat hun mond, hun buik en hun geslachtsorgaan betreft, ik dacht dat er bij ons veel kwaads geschiedde, maar daar is Nederland een klein kind bij. De soldaten worden stilgehou den met Schnapps en eten en met vuiligheid, als je hen hoort praten, dan kun je ervan op aan, dat de onkuisheid er langs mond en ogen uitdruipt. Waar ik bij ons nog nooit over Mannschütze condooms) heb horen praten, wordt hier openlijk publiek in automaten verkocht, zijn dat nog men sen. De vrouwen al idem hetzelfde, al zit de man aan het front, dan nog zijn ze met een dierlijk idee bezield." De reactie van de pastoor is helaas niet bekend, hij zal een dergelijk relaas ongetwij feld met rode oortjes hebben gelezen. Het derde hoofdstuk is, evenals het eerste, chronologisch van opbouw. De bevrijding van de Bevelanden wordt van dag tot dag gevolgd aan de hand van brieven, foto's en openbare publicaties. Ook hier weer tonen de overgeleverde documen ten hetzelfde fragmentarische beeld, zoals de tijdgenoten dit moeten hebben beleefd. Hoewel het boek een overweldigende hoeveel heid bronnenmateriaal bevat, heeft de schrijver zich moeten beperken tot de grenzen die een uit gever nu eenmaal stelt. Het boek telt slechts 135 bladzijden, terwijl het oorspronkelijke manuscript vele honderden pagina's besloeg. Niet geheel dui delijk is welke selectiecriteria hierbij zijn gevolgd. Welke stukken uiteindelijk wel zijn opgenomen en welke niet, blijft nu ongewis en dat is jammer. Verder had de informatie bij sommige bronnen completer moeten zijn. Om de bruikbaarheid, betrouwbaarheid en representativiteit van histo rische bronnen te toetsen, moet een historicus ze immers aan specifieke vragen onderwerpen. Is het stuk authentiek of is het een vervalsing? Van wie is het afkomstig? Kunnen we het precies dateren? Welk doel had de maker? Wat wist hij van het onderwerp dat hij beschreef? Vanuit welk perspectief schreef hij? Het zijn slechts enkele voorbeelden van vragen die J.C.H. Blom, oud directeur van het Nederlands Instituut voor Oor logsdocumentatie, in het voorwoord van het boek dan ook terecht stelt. Ik moest aan deze vragen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2010 | | pagina 41