Gommert de Kok
Een Zeeuwse dwangarbeider in Duitsland
Eric-Jan Weterings
Als hoofdredacteur van de Provinciale Zeeuwse
Courant tussen 1961 en 1978 had Gommert
Abraham de Kok (1924-1985) veel invloed op
bestuurders en de publieke opinie. Vooral zijn bijna
dagelijks verschijnende commentaar rechts op de
voorpagina onder de kop 'Kantlijn', was gezag
hebbend. De Kok was ook landelijk actief in diverse
(journalistieke) organisaties. In 1978 vertrok hij
naar de Haagse Courant.
Hierna volgt een bijdrage over zijn tijd als
dwangarbeider in Duitsland tijdens de Tweede
Wereldoorlog, waarin ook dit lot dat andere
Zeeuwen trof aan de orde komt. Over dit
onderwerp is nog weinig bekend.
Onderstaande bijdrage is een hoofdstuk uit een
volgend jaar te verschijnen biografie van De Kok,
waarschijnlijk onder de titel Hoofdredacteur van
Zeeland.
Voorzien van een door zijn grootvader gemaakte
houten koffer met ijzeren handvat en zijn naam
erbovenop, wachtte op 1 juli 1943 de 19-jarige
Gommert de Kok op het Goese station op de trein.
Die zou hem en zijn lotgenoten naar een verza
melpunt in Utrecht brengen, waar Nederlandse
jongens uit het hele land te horen kregen waar ze
in het kader van de Arbeitseinsatz in Duitsland
tewerkgesteld zouden worden. Na een drie dagen
lange reis kwamen De Kok en zijn lotgenoten aan
in een kamp bij Christianstadt am Bober, diep in
de Duitse deelstaat Silezië, in de buurt van de
stad Breslau.
Die reis en andere ervaringen van De Kok zijn
voor een groot deel te reconstrueren dankzij het
dagboek van Middelburger Jaap van Pagee, die
De Kok op een verzamelpunt in Duitsland tegen
kwam. Aan het einde van de oorlog smokkelde
Van Pagee zijn dagboek in de dubbele bodem van
zijn koffer naar Nederland.
Ook de herinneringen van twee andere Mid
delburgse dwangarbeiders die De Kok meemaak
ten (Cor de Kuyper en Stoffel Vader) zijn een rijke
bron voor dit verhaal. Nadeel van oral history is
dat het geheugen herinneringen vaak vertekent.
Dit probleem werd voor een deel ondervangen
door de verhalen te toetsen aan het dagboek van
Van Pagee. Toetsing aan literatuur en bronnen
bleek moeilijker, omdat over zowel de stad als het
gelijknamige kamp Christianstadt am Bober nau
welijks iets is gepubliceerd.
"Bepaalde werkzaamheden"
Al kort na het begin van de bezetting in 1940
probeerden de Duitsers Nederlanders voor werk in
Duitsland te werven. Aanvankelijk gebeurde dat
op vrijwillige basis, maar al snel werden de maat
regelen dwingender omdat de Duitse industrie
een groot tekort had aan arbeidskrachten. Op 6
mei 1943 verscheen een verordening, die meldde
dat alle mannen (uitzonderingen daargelaten)
van 18 tot 35 jaar zich moesten melden bij een
arbeidsbureau. Voor de Goesenaren stond dat
in Middelburg (zie kader, pag. 108). Deze 'jaar-
klassenactie' resulteerde onder meer in een
oproep voor in 1924 geborenen om zich tussen
29 mei en 3 juni te melden. Dat deed De Kok,
samen met vele lotgenoten.
Had hij dan niet kunnen onderduiken, lijkt
een voor de hand liggende vraag. Een typische
'wijsheid-achteraf'-vraag, want het verzet in Zee
land was in die tijd nog niet van de grond geko
men en onderduikadressen bleken nauwelijks
beschikbaar. Na de deportaties zou het verzet in
Zeeland pas beter worden georganiseerd. Op
Zuid-Beveland wisten toen naar schatting vijf
honderd gezochte dwangarbeiders een schuil
plaats te vinden. Exactere gegevens over aantal
len dwangarbeiders en onderduikers zijn moeilijk
te vinden. Dat geldt zowel voor Zeeland als voor
andere provincies. Wel becijferde het CBS dat in
juni 1943 39.321 Nederlandse arbeiders in Duits
land waren tewerkgesteld.
Het kamp waar de Goesenaren en andere
Zeeuwen terechtkwamen was een van de circa
zestig zogenoemde Aussenkommandos van het
concentratiekamp Gross-Rosen, dat bedoeld was
voor het verrichten van bepaalde werkzaamhe
den". Werken was dus het doel, en niet de vernie
tiging van mensen. Dat werk werd verricht voor
Gommert de Kok
105