het GmbH zur Verwertung chemischer Erzeugnisse
en voor de Munitionsfabrik Ulme der DAG (Deut
sche Dynamiet Aktiengesellschaft), voorheen
Alfred Nobel £t Co. In de praktijk betekende dat
de productie van explosieve ladingen voor de VI-
en later de V2-raketten. Volgens Van Pagee was
Als scholier op de mulo in Goes was Gommert de Kok aanvan
kelijk een matige leerling. In 1941 slaagde hij echter met een
prachtige eindlijst (met een tien voor algebra en handelsreke-
nen). Foto coll. fam. De Kok.
het "gevaarlijk werk", al kwamen de Nederlanders
er nog betrekkelijk goed vanaf. "Omdat Nederlan
ders 'ariërs' waren, kregen zij vaak makkelijke
baantjes, zoals op kantoor. Een groep jodinnen
kreeg de meest ongezonde arbeid te doen: ze
moesten werken met het zwaar giftige kwik. Ook
Fransen en Italianen hadden het zwaar. Ik heb ze
nog voedsel uit vuilnisbakken zien schrapen."
Het complex was 54 km2 groot, met daarop
zo'n duizend fabrieken en fabriekjes, waaronder
een gasfabriek en locaties voor de productie van
zuur en dynamiet. De op het hoogtepunt circa 15
duizend arbeiders werden vanuit hun barakken
met treintjes naar hun werk vervoerd, 's Nachts
reden die niet, dan moesten de arbeiders zo'n drie
kwartier lopen. Vooral bij nieuwe maan was dat
geen pretje. Mensen die bodedienst hadden, zoals
post rondbrengen, deden dat op een gele dienst-
fiets. Het terrein was ruim bebost om de fabrie
ken te camoufleren. In het gebied stonden vijftien
barakken, die elk zo'n duizend menden van ver
schillende nationaliteiten onderdak verschaften.
Het terrein was maar voor een deel afgezet,
waardoor iedereen makkelijk in en uit kon lopen.
Wel waren er een paar 'officiële' doorlaatplaatsen
met een gewapende wachtpost, veelal bemand
door Duitsers die waren afgekeurd voor militaire
dienst. Volgens Stoffel Vader "gingen die Duitsers
wel", maar later vertelde De Kok zijn PZC-collega
Andreas Oosthoek eens dat hij door Duitse her
dershonden van de bewakers was gebeten. "Dat
gebeurde toen een hobbelende paard-en-wagen
aardappels verloor die De Kok - hongerig als hij
was - probeerde te verzamelen. De bewakers lie
ten direct de honden op hem los."
Het werk in de fabrieken was zwaar, vooral
vanwege de drieploegendienst, zeven dagen per
week. Die dienst wisselde elk weekeinde, zodat de
arbeiders soms zestien uur achter elkaar moesten
werken. Cor de Kuyper: "Vrije tijd hadden we wel,
maar meestal wasje te moe om iets te gaan
doen." De voormannen op de fabrieken waren
grotendeels voor dienst afgekeurde Duitsers (Van
Pagee: "De een had een halve poot, de ander
miste een arm enzovoorts") en een aantal Neder
landers. Die kregen dat baantje "hetzij dankzij
hun overmatige ijver, hetzij dankzij hun talen
kennis".
Na een paar weken werk tussen de kolen en
briketten ging De Kok kantoorwerk doen. Hoe hij
dat 'luxe' baantje voor elkaar kreeg, is niet duide
lijk. "Hij had een goede babbel", is de enige ver
klaring die zijn collega's konden bedenken. Kan
toormensen hadden meer privileges dan de
arbeiders: het werk was niet zwaar, ze kregen
beter eten en hoefden niet in ploegendienst te
werken.
Aanvankelijk werkte Stoffel Vader samen met
De Kok op één kamer, later werden ze apart gezet.
"De Kok sprak wel eens met Duitse meisjes op de
administratie en dat hadden ze liever niet. We
moesten kaarten afstempelen, loonstrookjes
invouwen in de passen, dat soort werk. Ook
moesten we Fransen en Duitsers inschrijven en
106
Gommert de Kok