Ze
Over een onbekende traditie in de Amsterdamse
schouwburg schrijft A. de Haas: 'De tussenspelen
in Focquenbrochs Min in 't lazarushuis (ca. 1760-
1818)'. Een tussenspel is een spel in een spel, een
apart toneelstukje dat wordt gespeeld in de con
text van een 'gewoon' spel. De Min in 't lazarus
huis kreeg, elk seizoen dat het werd gespeeld,
ongeveer vanaf 1760, steeds andere tussenspelen.
Volgens de auteur van dit artikel is dit het enige
toneelstuk in Nederland dat dergelijke 'versierin
gen' kreeg toegevoegd. In een bijlage zien we een
chronologische lijst van al die tussenspelen, en
verschillende ervan worden door de auteur
besproken.
Th. Boers behandelt het leven en werk van de
missionaris Petrus Parmentier (1601-1681) en zijn
geestelijke dochters. Parmentier kreeg van zijn
overste de opdracht om mensen in zijn stand
plaats Amsterdam tot het katholieke geloof te
bekeren. Na de Alteratie in 1578 was de katho
lieke eredienst officieel verboden, maar er waren
toch priesters die probeerden de kerkelijke orga
nisatie weer enigszins op te bouwen. De priesters
werden bijgestaan door zogenaamde 'geestelijke
dochters', ongehuwde vrouwen die zich in dienst
van de kerk stelden, teneinde een leven van
gebed, kuisheid en goede werken te leiden. De
levens van deze vrouwen worden besproken,
maar ook van de geestelijke dochters die de ver
lokkingen van het aardse leven niet konden
weerstaan.
Uit het Jaarboek 2011 van het Limburgs
Geschied- en Oudheidkundig Genootschap blijkt
dat Maastricht in de Karolingische en Ottoonse
tijd een grote en belangrijke uitstraling had. T.
Panhuysen geeft eerst zijn visie op de politieke en
kerkelijke machtsstrijd rondom de Sint-Servaes-
kerk, en daarna op de bouw van een aanzienlijk
kerkgebouw dat nog maar recent ontdekt is bij
opgravingen. Ook richt hij de aandacht van de
lezer op de vorstelijke kunstwerken die Einhard,
biograaf van Karei de Grote, aan de Servaeskerk
schonk.
L. Spronck schrijft over de herinneringen van
Charles van der Noorda over de leefomgeving in
het Maastricht in het begin van de negentiende
eeuw en A. Jacobs onderzoekt het taalgebruik in
de kerken van Limburg in de negentiende eeuw.
In het oostelijk deel van Limburg blijkt de taal
van de kerk in die periode overwegend Duits
geweest te zijn.
Nederland heeft lang behoord tot de landen
die de meeste missionarissen uitzonden. In de
negentiende eeuw werden geloofsverkondigers
naar onder andere China gestuurd. Daarbij waren
veel Limburgers, die aan wal gingen zonder een
woord Chinees te spreken. H. Knipschild vertelt
over hun indrukwekkende verhalen.
De Vrije Fries, het jaarboek 2011 van het Konink
lijk Fries Genootschap voor Geschiedenis en Cul
tuur, is een themanummer over de verdwenen
maar nooit vergeten universiteit van Franeker.
Uit de teksten krijgen we een indruk van bijna
tragische onafwendbaarheid. W.W. Mijnhardt
plaatst de teloorgang van Franeker in een bredere
onderwijshistorische context.
W. Frijhoff ziet de opheffing in een breed
Europees perspectief van opheffingen van uni
versiteiten rond 1800. Daarna laat P. Caljé zien
hoe de Franeker universiteit steeds provincialer
werd in tegenstelling tot de Groningse die haar
vleugels ging uitslaan.
In volgende artikelen gaat het veelal over de
periode na de sluiting. In het laatste stuk wordt
de intrigerende vraag opgeworpen: "Leidt univer
siteitsloosheid tot daling van het provinciaal IQ?
Zijn inwoners van provincies zonder universiteit
eigenlijk minder intelligent?"
Heemschut (mei 2012) schenkt aandacht aan de
steeds grotere windturbines waar Nederland mee
vol komt te staan (auteur P. Arp), aan de unieke
waaggebouwen waarnaar de Duitser K. Kiem
onderzoek deed en aan de vergeten kleuren van
Leiden. Heel veel oude gevels in Leiden zijn na
2007 in historische kleuren geschilderd: poorten-
rood, burchtsteen en leidsgeel.
Oude buitenhuizen zijn een waardevol onder-
114
Aanwinsten