1
snapt. Als de octopus zo geklemd zit trekken de
dolfijnen zeer snel en krachtig hun tong naar
achteren (en dus ook naar beneden) diep in hun
keel, waardoor de octopus als het ware opgezogen
wordt (suction feeding). Een aantal fossiele soor
ten, waaronder de nu opgeviste, had nog wel een
Cuvierdolfijn met cranium en rostrum. Foto M.E.J. Bosselaers.
groot aantal kleine tanden in zowel boven- als
onderkaak, zoals de meeste andere dolfijnen.
We hadden al vaker versteende dolfijnsnuiten
opgevist, maar deze viel meteen op omdat hij er
wat anders uitzag. De snuit was duidelijk korter
en wat 'sierlijker' dan de andere exemplaren. Na
wat zoekwerk bleek het om een zeer zeldzame
soort te gaan, de Beneziphius brevirostris Lam-
bert, 2005. Er bevinden zich twee exemplaren
van deze fossiele soort in het Museum voor
Natuurwetenschappen in Brussel. Ze werden
gevonden in de omgeving van Antwerpen, rond
1860, bij het bouwen van de fortengordel rond de
stad. Het geslacht (genus) werd door Olivier Lam-
bert Beneziphius genoemd, ter ere van Pierre-
Jozeph Van Beneden (1809-1894), een weten
schapper die aan de Katholieke Universiteit van
Leuven werkte en een belangrijke bijdrage
leverde aan de kennis van de anatomie van de
zeezoogdieren. Omdat ze een zeer korte snuit
hebben (de meeste spitssnuitdolfijnen hebben een
lange snuit), kregen ze de soortnaam brevirostris
(kortsnuitig) mee. Het Zeeuwse exemplaar is dus
nog maar het derde exemplaar ter wereld dat we
van deze soort kennen, en het eerste voor Neder
land.
Het betreft een vrij kleine spitssnuitdolfijn.
De snuit is ongeveer 30 cm lang, 7 cm breed en 7
cm hoog, wat erg kort is voor een spitssnuitdol
fijn, want de snuiten van de meeste andere soor
ten zijn bijna dubbel zo lang. Ons exemplaar is
een beetje groter dan de twee Antwerpse snuiten
en het is wat mij betreft de mooiste van de drie.
Beneziphius verschilt van andere spitssnuitdolfij
nen door zijn korte en relatief symmetrische
schedel (de meeste Ziphiidae hebben sterk asym
metrische lange snuiten). Verder heeft hij afge
platte, vergroeide premaxillae (voorkaken) en
boven- en achteraan op de kaken een hele reeks
onregelmatige knobbeltjes. De groeve met de
tandholtes is vrij sterk verweerd, maar toch kun
nen we nog meer dan twintig ondiepe tandholtes
tellen. Vermoedelijk waren er oorspronkelijk meer
dan dertig. De tandholtes hebben een diameter
van ongeveer 3 millimeter. Dit wijst erop dat het
dier hoogstwaarschijnlijk nog een viseter was.
Dolfijnen die kleine vissen op hun dieet hebben
staan hebben immers veel en kleine tanden, zodat
ze zoveel mogelijk vissen uit een school kunnen
weggraaien. Octopussen kunnen met een derge
lijk gebit niet gegeten worden.
Over de ouderdom van deze soort weten we
maar weinig. Alle tot nu toe bekende exemplaren
werden ex situ (niet in de originele grondlaag)
gevonden. Vermoedelijk leefden ze in het mio-
ceen, ergens tussen 15 en 7 miljoen jaar geleden.
102
Fossiele dolfijn