De buitenplaats Zorgvlied te Schuddebeurs, ca. 1800. Zeeuws
Archief, Zelandia Illustrata II, 1831.
te behandelen. Een nadeel daarvan is dat iemand
die gegevens over een bepaalde buitenplaats zoekt,
nogal wat bladerwerk moet verrichten, wat overi
gens door de voortreffelijke indexering best te
doen is. Het grote voordeel is echter dat het boek
een samenhangend overzicht geeft van de ontwik
keling van het buitenplaatswezen in zijn totaliteit,
en dat over vier eeuwen, van 1600 tot nu.
De trek naar buiten begon in Zierikzee, zoals
in vele Hollandse steden en ook in Middelburg, in
de eerste helft van de zeventiende eeuw. De toene
mende welvaart van de handelssteden maakte het
de kooplieden mogelijk om in de zomer verpozing
te zoeken in het buitengebied. Die ontwikkeling
vertrok zich heel geleidelijk. Het begon met een
tuinpaviljoen bij het huis, op de stadswal of juist
buiten de wallen. Intussen gingen de vermogende
burgers hun kapitaal beleggen in de aankoop van
boerderijen. Men liet op deze hoeven dan een
kamer of een afzonderlijk 'speelhuis' inrichten
voor de eigenaar. Daaruit groeide langzamerhand
een compleet afzonderlijk landhuis met een 'tuin
van vermaak', die ten slotte de hoofdzaak werd
van het buitenbezit; de boerderij bleef daarnaast
meestal wel bestaan. Soms kon men gebruik
maken van een historische plek, zoals het opgehe
ven klooster Sion. Het huis De Pottere bij het dorp
Noordgouwe was zelfs een echt kasteeltje van de
plaatselijke ambachtsheren geweest.
Noordgouwe was voor de rijke Zierikzeeënaars
een ideale plek om een buitenplaats te stichten.
De polder was een ingedijkte zandige plaat met
lichte grond en zoet grondwater, ideaal om een
mooie tuin in te richten. Bovendien lag het op
slechts een uur gaans van Zierikzee en was het
bereikbaar langs een verharde weg, 's zomers en
's winters geschikt voor rijtuigen.
De ontwikkeling van dit buitenplaatsenland
schap vond haar hoogtepunt in het midden van
de achttiende eeuw. Een anonieme dichter schreef
omstreeks 1750:
"Laatstmaal reed ik na Noord-Gouwe,
Om met aandacht te beschouwen
De verbetering die aldaar
Werd gemaakt van Jaar tot Jaar.
'k Zag daar aan en bij de wegen
Menig Buijten-Lust gelegen
Die 'k voor deesen niet en zag."
Na 1760 nam de welvaart in Zierikzee snel af,
maar merkwaardigerwijze had dit geen directe
gevolgen voor het voortbestaan van de buiten
plaatsen. Omstreeks 1800 waren ze er allemaal
nog. Hoe was dit mogelijk bij de achteruitgaande
economie? Van den Broeke toont aan dat de eige
naren het gebruik van hun buitenplaatsen aan
pasten aan de omstandigheden. De lusthoven
werden meer in gebruik genomen voor de produc
tie van hout en landbouwgewassen. Zodoende
brachten ze voldoende op om hun voortbestaan te
garanderen. Bovendien ging de achteruitgang
van Zierikzee gepaard met een toename van de
welvaart op het platteland. Geleidelijk werden de
buitenplaatsen overgenomen door rijke boeren en
omgezet in landbouwbedrijven. Een klein aantal
bleef voortbestaan als echte buitenplaats; ze kre
gen in de negentiende eeuw een Engelse tuinaan
leg met vijvers en slingerpaden.
Momenteel lijkt Schuddebeurs nog steeds een
oud buitenplaatsenlandschap. Het gebied heeft
echter enorm geleden onder de inundatie van
1944, toen een groot deel van de houtopstand ten
onder ging en ook de gebouwen grote schade
leden. Na de oorlog werden enkele buitenplaatsen
overgedragen aan Staatsbosbeheer. Gelukkig is
Boekbesprekingen
115