op Cadzand twee forten gebouwd worden. Deze batterijen zouden samen met die van Vlissingen een kruisvuur kunnen afgeven waardoor een vij andelijke doorvaart door de Westerschelde onmo gelijk werd. Ook diende er een verdedigingswerk aan het Sloe te komen om ook deze waterweg te kunnen afsluiten. Op 3 januari 1810, de dag nadat Walcheren tot Frans grondgebied was uitgeroepen, stuurde Napoleon generaal Chasseloup op inspectietocht naar Zeeland. Die stelde in korte tijd een buiten gewoon ambitieus rapport op. Chasseloup advi seerde onder andere dat onderzocht moest worden of op een zandbank in de monding van de Wes terschelde een zeefort (fort d'Elleboog) gereali seerd kon worden. Veel van zijn ideeën, zoals ook de bouw van het Sloefort, kwamen echter niet verder dan de tekentafel. De modernisering van de vestingstad Veere en het zeefort Rammekens werd in de daaropvolgende driejaren wel uitge voerd. De versterking van Vlissingen kreeg nog de meeste aandacht van de Fransen. De stad kreeg onder andere een bomvrije kazerne voor zeshonderd man en onder het Keizersbolwerk werden verblijfsruimten en een garnizoensbakke rij aangelegd. Ook de constructie van twee kust- forten en drie kroonwerken, die als vooruitge schoven verdedigingswerken voor Vlissingen dienden, kwam grotendeels tot stand. Zowel in mei 1810 als in oktober 1811 bezocht Napoleon Walcheren om de vorderingen van al dit werk persoonlijk te kunnen aanschouwen. De verwoes ting van Vlissingen maakte indruk op hem. Op 15 mei 1810 stelde hij per decreet twee miljoen francs (bijna één miljoen gulden) beschikbaar om uit te keren aan voornamelijk particulieren die door het bombardement op de stad schade hadden geleden aan hun huizen en andere bezittingen.23 Napoleon vond het ook nodig om met enkele Franse hoofdrolspelers uit het 'drama' van de Schelde-expeditie af te rekenen. Maarschalk Ber- nadotte zou na zijn verdediging van Antwerpen geen belangrijk commando in het Franse leger meer voeren. Zijn carrière nam evenwel een onverwachte wending toen hem in de zomer van 1810 de functie van kroonprins en dus troonsop- volger van Zweden werd aangeboden. Floewel de Franse keizer erkende dat zijn minister van Poli tie Fouché juist had gehandeld door onmiddellijk de Nationale Garde op te roepen, was hij aan de andere kant toch ook weer geïrriteerd door diens eigenmachtig optreden. Napoleon ontsloeg hem op 3 juni 1810 toen uitkwam dat Fouché in het geheim de Britten had benaderd om over vrede te onderhandelen. Als zondebokken voor de snelle Britse verovering van Zeeland werden de bevel hebbers van de Walcherse garnizoenen aangewe zen. De keizer was onder andere razend over het feit dat de Flollandse luitenant-generaal Bruce het fort Bath op Zuid-Beveland zonder slag of stoot had opgegeven. In een brief van 12 augustus 1809 riep hij zijn broer Lodewijk op Bruce wegens lafheid te arresteren. De maand daarop maakte Napoleon het nog bonter toen hij schreef dat wat hem betrof de Flollandse generaal onthoofd zou worden. Bruce ontliep dit lot, maar hij werd in de zomer van 1810 na een lange procesgang schuldig bevonden aan ongehoorzaamheid en plichtsver zuim. Ook generaal Monnet moest het ontgelden. Een door Napoleon ingestelde militaire onder zoekscommissie concludeerde op 7 december 1809 dat de Franse garnizoenscommandant schuldig was aan lafheid en verraad. Flem werd met name verweten de inundaties niet te hebben uitgevoerd. Monnet schreef in Britse gevangen schap een uitvoerige apologie over zijn optreden als bevelhebber van Vlissingen. Flierin stelde hij onder andere dat de zeedijk wel degelijk was doorgestoken, maar dat deze inundatie niet het beoogde effect had gehad. Ook was de Franse generaal van mening dat zijn troepen het grootste deel van de Britse invasiemacht meer dan twee weken hadden beziggehouden, waardoor de Fran sen de broodnodige tijd hadden gekregen de ver dediging van Antwerpen op orde te brengen. Al met al is het verweer van Monnet op de meeste punten overtuigend en lijkt zijn overgave van Vlissingen op 15 augustus 1809 gerechtvaardigd. De verouderde zeventiende-eeuwse vestingwer ken van de stad en het zwakke garnizoen waren op geen enkele wijze opgewassen tegen de Britse overmacht. Daarbij was het moreel van de bevol king en verdedigers van Vlissingen door het hevige bombardement gebroken. Bovendien had Monnet in feite zijn werk al gedaan. De twee weken vertraging die de verovering van Vlissin gen betekende voor de Britse opmars, was vol doende om hun hele operatieplan in het honderd te laten lopen. Een succesvolle aanval op Antwer pen bleek daarna niet meer mogelijk, waardoor de doelstelling van de Britse onderneming niet kon Britse Schelde-expeditie 1809 61

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2015 | | pagina 17