ois de nacht dan toch motst vallen
laat haar zwart en duister zijn
doet de heksen bezems varen
vliegt de vleermuis in de haren
huilt de weerwolven om het heem
schijnt de maan ziet door de bomen
bonkt de slager aan de poort
krijst de kerkuil zijn gebeden
ftuir de ratten in de stegen
zet de wildstrikken in het spoor
wurgt de moordenaar zijn dochter
smijt de storm op de dijk
strooit de sterren in de beemden
walst de dood met dronken benen
zet de dwaallichten in het slijk
witte wieven zwarte knechten
op de vliering danst het kwaad
aan het hek rammelt de keten
in de hals bloeden de beten
kerkzesoog onder het raam
als dan toch de nacht moet vallen
laat haar zwart en duister zijn