t
een garantie van 45 duizend gulden. Het zal alle
maal goed komen, maar dan kan het monument
vast besteld worden. In 1972 wordt het monument
in het water van het oude kanaal geplaatst: een
op een dwarsgetuigd zeilschip geïnspireerd bron
zen beeld. Jammer alleen dat er in 1974 nog een
schuld is van 25 duizend gulden. De gemeentega
rantie dreigt aangesproken te moeten worden.
Maar op een of andere manier is dit probleem
opgelost.
Zoals aangegeven bevat het boek een schat
aan informatie. Zoveel dat het daardoor soms
moeilijk leesbaar is. Een deel van de informatie
had best weggelaten kunnen worden. Dat ploegen,
pennen, skelters, racepaarden, turners, voetbal
lers, schaatsers en ander sportvolk ook allemaal
Vliegende Hollander heetten, is interessant
natuurlijk, maar naar mijn mening niet noodza
kelijke informatie voor dit boek. De auteur dacht
er kennelijk anders over. Zij heeft zulke zaken
nodig voor de relatie met de canon met de kleine
c voor de volkscultuur. De Vliegende Hollander
wordt ook geïnterpreteerd als beeld van de ver
schuivende krachtsverhoudingen op zee tussen de
Republiek en Groot-Brittannië in de achttiende
eeuw. Op een aantal plaatsen in het boek wordt
geprobeerd de feiten en de wijziging in de inter
pretatie daarvan in een breder kader te plaatsen.
Een eerder essay van de auteur over dit verschui
vende beeld van de Vliegende Hollander kreeg in
2014 de Essay Prize van de International Society
for Cultural History. Eigenlijk dus wel logisch dat
dit aspect veel aandacht krijgt. Dit heeft voor mij
echter geen meerwaarde; het boek is zonder dat
en met alle nauwkeurig bij elkaar gezochte gege
vens alleen al de moeite van het aanschaffen
waard.
Gerard Heerebout
Lo van Driel, Jan H. Eekhout. Een plooibaar talent.
Uitg. Durenkamp, Aardenburg 2015, 352 pp.,
met illustraties/foto's. ISBN 978-94-91528-19-4,
22,95
"Hoe gaarne wilde ik, dat ik uit Sluis weg kon en
omgaan met menschen als U! Doch ik vrees dat
daarvan wel nooit iets komen zal. Denkt U eens
aan: 28 jaar. Als je 28 bent wil niemand je meer
hebben. Ons huishouden dook sinds een week
weer dieper de put in. Thans ligt mijne moeder
ernstig aangetast (nierziekte) te bed en ik speel
volledig de kruidenier. God weet, wat er in de
toekomst van ons gaat terechtkomen." Dat schreef
Jan H. Eekhout (1900-1978) in 1928 aan P.J.
Meertens, die de jonge dichter in Sluis had
bezocht. Eekhout was enige tijd weg geweest uit
Sluis en had in Den Haag geprobeerd een bestaan
als journalist op te bouwen, maar was in 1926
weer teruggekeerd naar zijn geboorteplaats, waar
hij zijn moeder hielp in de kruidenierswinkel en
op zijn zolderkamer gedichten schreef. Zijn
vriend Leo van Breen typeerde hem als een dro
mer, die zich afwendde van de maatschappij, en
schreef aan Meertens: "Het ontbreekt hem aan
innerlike zelfstandigheid, en hij is voor elke
Jan Eekhout leest, volgens het Nieuwsblad van het Noorden (15
februari 1936) voor aan Elisabeth Reitsma en haar moeder. Uit: Lo
van Driel, Jan H. Eekhout. Een plooibaar talent. Uitg. Durenkamp,
Aardenburg 2015.
Boekbesprekingen
171