feim^ten
it bc t>oor Ijcm mgejSmöt meetJterprtiji
boor ijet jaar tg^i ten beörngo Pan ttnee
öuijtnó auU«n tocgekcnó aan
Jjb.<£cU)0Ut
£}ij bcjfluii ban öcn
S*eretttri£ -Sfcnetaal
ban b«l
iDcpartcmcnt w ©oLk^üoorlic^tmg,
tn
I
tocatr»jS öicng kuiten&ttooon grootc berótttv
£tc op fyet gjtbieó ban óc
^óctlanó^clic letteren.
Jbe uitreiking öan ótjen priyi tjaó plaat# te
t rabenljag/: op öcn tienóen ^snuavi
m Actrrtariji -<fc«rcreftl
Uit: Lo van Driel, Jan H. Eekhout. een plooibaar talent. Uit.
Durenkamp. Aardenburg 2015.
invloed toegankelik." Meertens typeerde hem als
"een zwakke, stuurloze jongen". Eekhout typeerde
zichzelf later als "iemand, die nooit recht heeft
geweten hoe men dat doen moet: leven. Ik was
een dichter, een dromer".
Bij wie kennisneemt van het leven van Eek
hout komen als vanzelf woorden als treurig en
tragisch naar boven. Hij heeft een behoorlijk oeu
vre nagelaten aan poëzie, bloemlezingen, romans
en 'herdichtingen', en kon daar vóór de oorlog
ook gaandeweg goed van leven, omdat zijn
streekroman-achtige boeken in protestants-chris
telijke kring veel gelezen werden. Hij vond enige
aansluiting bij - maar bleef ook een vreemde
eend in de bijt van - de Jong-Protestanten rond
Opwaartsche Wegen, maar de erkenning waar
naar hij zo hunkerde van seculier-literaire zijde
bleef uit. Zijn poëzie werd bekritiseerd als te wei
nig oorspronkelijk, het poëtische en gestileerde
Zeeuws-Vlaams in zijn romans (geïnspireerd door
Streuvels en Felix Timmermans) werd als gekun
steld ervaren, zijn thematiek als ouderwets. Men
miste ook de eigenheid in zijn werk: Eekhout leek
altijd beïnvloed te zijn door literair werk van
anderen - hierop duidt de subtitel Een plooibaar
talent, die Lo van Driel gaf aan zijn boek over
Eekhout, dat onlangs verscheen.
Het is een zeer leesbaar, ronduit spannend
boek, dat ik met rode oortjes heb gelezen. (Eén
tip: begin met het nawoord.) Mij was al tamelijk
wat bekend over Eekhout, omdat ik me rond 1990
nogal intensief in zijn leven en werk verdiept heb
en van plan was hiermee meer te doen dan ik uit
eindelijk gedaan heb. Ik had zelfs wel een biogra
fie over Eekhout willen schrijven, maar ik reali
seerde me ook dat diens (geringe) betekenis voor
de Nederlandse literatuur geen uitgebreide bio
grafie rechtvaardigde, zoals Van Driel ook
opmerkt, wat ook de reden is dat hij zijn boek
binnen proporties heeft gehouden en zich heeft
willen of moeten beperken in allerlei opzichten:
bespreking van Eekhouts werk, citaten uit brie
ven, fotomateriaal - het boek ontbeert zelfs een
titellijst van Eekhouts werken.
Van mij had het boek wel twee keer zo dik
mogen zijn. Maar ik heb zeer veel bewondering
voor de grote hoeveelheid feiten die Van Driel
boven water heeft gekregen. Daar ligt een enorme
inspanning aan onderzoek op diverse terreinen
en gespeur in vele archieven aan ten grondslag.
Van Driel is daarin ver gegaan, en is altijd zorg
vuldig in zijn formuleringen en conclusies, ook
waar soms slechts vermoedens geuit kunnen wor
den vanwege het ontbreken van harde gegevens.
Dat dit boek zo goed leesbaar is, is behalve
aan Van Driels plezierige schrijfwijze natuurlijk
vooral te danken aan 'de kwestie Eekhout'. Daar
bij denk ik niet in de eerste plaats aan de affaire
rond Eekhouts roman Pastoor Poncke uit 1941,
waarbij Eekhout van plagiaat werd beticht, maar
aan het feit dat hij in de oorlog de kant van NSB
en nationaal-socialisme koos en zich liet fêteren
door de machthebbers van de 'nieuwe orde'. Hij
172
Boekbesprekingen