Reimond Kimpe met vrouw en zoon.
Behalve deze datering zegt hij eveneens dat de
gedichten in de bundel in de gepubliceerde volg
orde zijn ontstaan. Het inleidend woord blijkt
evenzeer een beginselverklaring te zijn van een
kunstopvatting, zij het wat cryptisch geformu
leerd:
Kunst, dat is het spreken van gemoed tot
gemoed: doch daar deze gemeenschap niet uit
sluitend gebeurt enkel door 't mededelen van 't
beïndrukkende als oorzaak, noch alleen door
het uiten der aandoening als gevolg, maar ook
in al zijn worden en wisselen door de tijden
heen rechtstreeks door 't wezen zelf des
gemoeds, zoo geve ik hier dan ook deze reeks
in aard zoo verschillende gedichten gelijk ze
achtereenvolgens ontstonden tusschen Nov.
1910 en Maart '13, te Lier.
De visie van Kimpe sluit aan bij wat hij in zijn
artikel over 'het literaire in de beeldende kunst'
heeft betoogd. Niet het beschouwen en weergeven
van natuur en werkelijkheid is de zin van de
kunst, maar het uiten van de indrukken in een
kosmisch-pantheïstische ervaring. De bundel
Verzen opent met een gedicht dat dit in de slot
strofe tamelijk pregnant (zij het in geforceerde
zinnen) onder woorden brengt, waarbij men
bedenke dat de dichter in het eerste deel van het
vers het Leven aanspreekt:
o kon verwezenlijkt mijn droom,
als eenig doelwit van mijn trachten,
voor immer en uit al mijn krachten,
doorvaren van uw levensstroom,
van lusten slaaf noch van gedachten,
te groeien lijk een simple boom!
Veel gedichten in Verzen zijn gebaseerd op
impressies van de natuur. Als zodanig staan er
veel stemmingsbeelden in deze bundel, maar
typerend is juist dat die beelden gedachten
oproepen die de dichter en indirect de lezer tot
inzicht, tot wijsheid moeten brengen, althans
zouden moeten brengen. Een voorbeeld hiervan
is het korte gedicht 'Regendag' dat, ook in ver
band met de Lierse vriendenkring, interessant is.
(Boven dit gedicht heeft Kimpe gezet: "Na een
132
De jonge Kimpe