gankelijk zijn vanwege de scherpe schelpranden.
Daarnaast is de Japanse oester een concurrent
van andere schelpdieren. Oesterriffen zijn echter
ook ecologisch waardevol. Ze vormen een prima
substraat voor allerlei andere organismen en
bovendien bieden ze schuilgelegenheid voor bij
voorbeeld vissen en jonge vogels. Al met al is de
Japanse oester een beetje een buitenbeentje onder
de invasieve exoten: de soort is opzettelijk geïn
troduceerd, er zijn meerdere positieve effecten en
die lijken vooralsnog de negatieve aspecten te
compenseren.
De Japanse oester is niet de enige soort van
het buitendijkse gebied die opzettelijk geïntrodu
ceerd is. Hetzelfde is gebeurd met het Engels
slijkgras (Spartina townsendii). Die werd in de
jaren twintig van de vorige eeuw uitgezet op
diverse plaatsen in de Westerschelde om de land
aanwinning te bevorderen. De introductie had
groot succes en het beoogde effect werd gereali
seerd. Zo is de schorvorming in het Verdronken
Land van Saeftinghe mede aan deze soort te dan
ken. Toch een kanttekening: de introductie leidde
wel tot het verdwijnen van het oorspronkelijk
inheemse Klein slijkgras (Spartina maritima),
deels door verdringing maar deels ook door bas
taardering met de nieuwe introducé. Ook andere
pioniersoorten van het buitendijkse milieu had
den onder de introductie van Engels slijkgras te
lijden.
Bezemkruiskruid (Senecio inaequidens)
Bezemkruiskruid arriveerde ten onzent in het
laatste kwart van de twintigste eeuw. Oorspron
kelijk leeft de soort in Zuid-Afrika maar al vroeg
in de twintigste eeuw arriveerde de plant in
Europa met woltransporten. Het is nu een buiten
gewoon talrijke bermplant, die ook langs spoor
wegen en in de duinen volop te vinden is. De
soort is uit vrijwel alle Zeeuwse uurhokken
bekend. De naam heeft betrekking op de vorm
Bezemkruiskruid, een veel voorkomende bermplant die giftig is voor vee. Foto Chiel Jacobusse.
22
Uitheemse flora en faun