met het verkopen van hun duineigendommen. In
de negentiende eeuw kwamen veel duinen in
eigendom van voorlopers van de Dienst der
Domeinen. Die ging tot ver in de negentiende
eeuw met deze uitverkoop door. De eigendomssi
tuatie van de kustduinen raakte daardoor ver
snipperd en tegelijkertijd veranderde ook het
gebruik. Afhankelijk van de financiële positie
van de nieuwe eigenaar, zijn economische belan
gen en zijn culturele achtergrond, hebben duinge
bieden met een sterk vergelijkbare bodem in deze
periode soms een zeer verschillende ontwikkeling
doorgemaakt. Een duidelijk voorbeeld zijn de bin-
nenduinen van Goeree en Voorne. De binnendui-
nen van Goeree zijn in de achttiende eeuw in
handen gekomen van lokale boeren (en later het
waterschap) en hebben zich sindsdien als een bij
zonder soortenrijk duingrasland kunnen handha
ven. Deze duingraslanden behoren nog steeds tot
de mooiste van ons land. Het binnenduingebied
van Voorne is in de achttiende eeuw gekocht door
een Amsterdamse regent. Later hebben Rotter
damse industriëlen een deel ervan in cultuur
gebracht en bebouwd. Een ander deel is bebost of
gelaten zoals het was. Dit zijn nu natuurgebieden
met een geheel eigen waarde, maar met een totaal
ander karakter dan de oorspronkelijk vergelijk
bare gebieden op Goeree (Van Haperen, 2009).
Op Schouwen en Walcheren lukte het de
domeindiensten in de negentiende eeuw niet om
een nieuwe gebruiker of een nieuwe bestemming
voor grote delen van het duingebied te vinden.
Deze duinen werden toen grotendeels aan hun lot
overgelaten en kwamen steeds meer in verstui
ving. Dit gebeurde zowel op Schouwen (Domani-
ale duinen en Verklikkerduinen) als op Walche
ren (buitenduinen van Oranjezon). Het belang
van de waterwinning leidde hier uiteindelijk tot
het beteugelen van de duinverstuivingen, hoewel
op Schouwen daarvoor ook nog een initiatief en
veel geld van het Rijk nodig waren.
De grote omslag in het duinlandschap
Een derde fase van duingebruik breekt aan in het
midden van de twintigste eeuw. Deze periode
loopt tot in onze tijd door. De duinen hebben nu
vooral een functie als zeewering, en natuur- en
recreatiegebied. Wat vooral ook opvalt is dat de
duinen nu vrijwel geheel zijn vastgelegd. Sinds
het midden van de achttiende eeuw is steeds
geprobeerd om stuivende duinen vast te leggen.
Aanvankelijk hadden daarop gerichte initiatieven
maar gedeeltelijk succes. In de afgelopen decen
nia lukte het vastleggen van de duinen steeds
beter, met als gevolg dat nu vrijwel alle duinen
zijn vastgelegd en er in Nederland nog maar een
paar gebieden zijn met spontaan stuivende dui
nen. Een daarvan is de Kop van Schouwen.
Deze omslag in het duinlandschap is een
gevolg van een complex van factoren, natuurlijke
zowel als antropogene. Als gevolg van de zachte
en vochtige winters beginnen de planten in de
duinen eerder met groeien en groeien ze in het
najaar langer door dan enkele eeuwen geleden.
Tegelijkertijd is het konijn, voorheen alom aan
wezig als duinherbivoor, als gevolg van ziekten
sterk achteruitgegaan. En ten slotte is er de depo
sitie van stikstof. Anno 2015 valt er met de regen
jaarlijks circa dertig kilo stikstof per hectare op
onze duinen, tegen vijf kilo honderd jaar geleden.
Deze stikstof is afkomstig van de intensieve vee
houderij (vooral in de vorm van ammoniak) en de
industrie en het verkeer (nitraat). De depositie
van ammoniak leidt tot bodemverzuring. Daar
door komt het eerder door kalk gebonden fosfaat
vrij. Stikstof en fosfaat zijn hierdoor in veel rui
mere mate aanwezig dan in natuurlijke duinbo-
66
Biodiversiteit ie de duine