Zeeland 25.3
't Is vol van schatten hier
Perkamenten bladen van een verdwenen kruideniersraam
9
Uit de verzamelingen van het Genootschap
Ineke Vogel-Wessels Boer
In 2004 kocht het Genootschap twee perkamenten
uit 1682 van het Middelburgse kruideniers- en apo-
thekersgilde aan. Deze bladen komen uit de nalaten
schap van W. Frederiks, directeur van de verzeke
ringsmaatschappij De Oude Haagsche van 1836.
Volgens mondelinge informatie van de verkoper had
Frederiks ze rond 1900 gekocht op een veiling/boel
dag te Middelburg uit de nalatenschap van J. Hac-
kenberg. Bij de aankoop bevond zich ook een teke
ning waarop het wapen van de Middelburgse krui
denier Jan Ingelse (1744-1818) en kruidenierswaren
zijn afgebeeld. Ingelse was lid van het kruideniers-
gilde. Zijn kleindochter was getrouwd met Hacken-
berg; wellicht is deze door vererving aan de bladen
gekomen.
Het kruideniersgilde
Reeds in de veertiende eeuw is er sprake van gil
den in Middelburg. Het waren een soort door de
overheid ingestelde beroepsverenigingen die de
sociale en economische belangen van de leden
behartigden. Het bestuur van een gilde bestond
uit een overdeken (een ereambt), een deken en
beleders. Helaas zijn de archieven van de Middel
burgse gilden bij de brand van 1940 verloren
gegaan. Wel had dr. W.S. Unger, archivaris van
Middelburg, in 1930 de archieven van de gilden
en beurzen geïnventariseerd.
In 1593 besloot de stadsregering van Middel
burg dat het kramersgilde zo groot was geworden
dat het in verschillende gildes opgesplitst kon
worden. Zo ontstond een gilde waaronder vielen:
"cruydeniers, apotekers, drogisten, verwevers-
koopers, orangie- en lamoenverkoopers, spaens
fruytverkoopers, parmisaenverkoopers, lont- en
amunitieverko op erskenipe-garenverko op ers
saetverkoopers met den ponde, kaersmaekers
ende yvoorkammakers". In 1707 werden in dit
gilde ook nog opgenomen banketbakkers, suiker
bakkers, tabaksverkopers en peperkoekbakkers.
Het gilde werd aangeduid als het kruideniers- en
apothekersgilde. Tijdens de Franse overheersing
moesten de gilden opgeheven worden, maar pas
in 1818 kwam bij Koninklijk Besluit een definitief
einde aan het bestaan van de gilden. In 1797 kre
gen de apothekers, die al vanaf het begin vonden
dat zij niet thuis hoorden in dit 'onwetenschappe
lijke' gilde, toestemming van de stadsregering om
uit het gilde te stappen en een Collegium Phar-
maceuticum Medioburgense op te richten.
Het stadsbestuur stelde op 28 oktober 1593
een ordonnantie voor het kruideniers- en apothe-
kersgilde op, die op 21 mei 1702 werd gereno
veerd. Om tot het gilde te kunnen toetreden moest
men een proef van bekwaamheid afleggen en
poorter van Middelburg zijn. Tevens moest men
zweren de deken en beleders van het gilde te
gehoorzamen en de privileges na te komen. Als
inkomstgeld in het gilde diende 20 schellingen
voor het gilde en voor de armen en de knaap
ieder 1 schelling te worden afgedragen. Boven
dien werd jaarlijks 2 schellingen contributie
gevraagd.
Leden van een gilde hadden verschillende
verplichtingen, zoals het bijwonen van vergade
ringen en de begrafenis van een gildebroeder of
van een huisgenoot van een van hen. Om te kun
nen controleren of de gildebroeders hun verplich
tingen nakwamen kregen zij bij de aanzegging
't Is vol van schatten hier