Zeeland 25.3
- Cw
Schepen liepen altijd het gevaar gekaapt te wor
den, door kapers van vijandige Europese landen
of uit Noord-Afrika. Toen Golken Ceuvelaar uit
Vlissingen later dan gepland in Suriname arri
veerde, schreef ze naar haar familie in Zeeland
dat haar man vreesde dat hun schip door Turkse
kapers was overmeesterd. Een andere kolonist
schreef naar zijn vrouw in Middelburg dat ze
vanwege de oorlog met Engeland haar plannen
om naar Suriname te komen maar beter kon uit
stellen tot hij in de zomer thuis zou komen, opdat
ze daarna samen naar Suriname konden reizen.
Eenmaal aangekomen in Suriname hadden
Europese vrouwen verschillende mogelijkheden
om in hun levensonderhoud te voorzien, zeker
aangezien nog niet al het huishoudelijk werk
automatisch aan Afrikaanse slavinnen werd toe
gewezen. Ongebonden Europese vrouwen konden
zonder probleem aan de slag als dienstmeisje.
Voor hun werk konden ze meer geld krijgen dan
ze voor hetzelfde werk in de Republiek zouden
ontvangen, omdat de vraag naar dienstmeisjes
groot was. Verder konden vrouwen aan de slag in
de talloze drankhuizen die de kolonie rijk was.
Vanwege de ruwe klanten was dit bij tijd en wijle
een minder aantrekkelijk beroep. De herbergier
ster Metjen Harmens getuigde in een rechtszaak
naar aanleiding van een kroeggevecht dat de pro
blemen waren begonnen toen ze weigerde een
beschonken klant nog meer drank te serveren. Hij
sloeg haar en schold haar flink uit. Een vaandrig
van de burgerwacht moest tussenbeide komen.
Natuurlijk bestond er, vooral in Suriname's
havensteden, ook de mogelijkheid om in de pros
titutie geld te verdienen. Uitoefening van een
dergelijk beroep was wettelijk verboden, maar dat
betekent niet dat het niet gebeurde. Toch was de
kans klein dat veel Europese vrouwen in de pros
titutie belandden. Vanwege de grote vraag naar
dienstbodes was er in Suriname voor een Euro
pese vrouw altijd wel een deugdzame betrekking
te vinden. Desondanks bestond in de Nederlandse
Republiek het idee dat men in de koloniën zede
loos leefde. Sarah van Scharphuisen schreef ver
ontwaardigd aan haar familie in Amsterdam om
het gerucht dat ze naar de kolonie was gegaan om
als hoer de kost te verdienen tegen te spreken. Ze
benadrukte dat ze kort na haar aankomst in de
kolonie juist was getrouwd met de dominee Bas-
seliers, die uit Middelburg afkomstig was. Een
andere vrouw versterkte het beeld van een zede
loze kolonie juist, door in een brief aan haar
familie in Middelburg op te merken dat het was
alsof ze in "Sodom" leefde. Door zich hierover uit
te spreken, onderscheidde ze zich tegenover het
thuisfront juist als een vrouw die wel degelijk
volgens de regels leefde.
l Aotw
Brief geadresseerd Palingstraat, Vlissingen: "Aen Jan de Backer
Woonende in de Palinckstrate achter den vergulden hooren tot
Vlijssijnghe met den vrint die godt bewaert over zee." National
Archives, Kew, Londen, in de High Court of Admiralty papers
(HCA 30, inv.nrs. 227 en 223).
Zelfstandigen
Handel was een andere manier waarmee vrouwen
in hun levensonderhoud konden voorzien. Over
het algemeen waren het mannen die zich met
grootschalige handel bezighielden, maar vrouwen
wisten zelf handig het inkomen van het gezin
aan te vullen met kleinschalige handel. Dit kon
den ze doen via hun eigen (familie)netwerk. Een
plantersvrouw stuurde bijvoorbeeld een tonnetje
limoensap naar haar moeder om in Zeeland te
verkopen. Ze vroeg haar moeder of ze van de
opbrengst hiervan producten naar Suriname kon
sturen, aangezien Nederlandse goederen en
etenswaren in de kolonie vreselijk duur waren.
Sommige vrouwen hielden zich actief bezig
met het beheer van een plantage. Net als in
Noord-Europa gebruikelijk was, namen zij de
taken van hun echtgenoot op zich als deze op reis
was of overleden was. Hiervan zijn overigens,
gezien de geringe hoeveelheid getrouwde Neder
landse mannen, in de Zeeuwse periode maar wei
nig voorbeelden te vinden. De paar vrouwen van
wie bekend is dat ze in de jaren 1670 aan het
hoofd van een plantage stonden waren Engelsen.
eeuws Suriname