Zeeland 25.4
aan polders vast te stellen. Vanaf het einde van
de zestiende eeuw werd dit soort schade zelfs let
terlijk in kaart gebracht. De kaart van de schade
bij Terneuzen is reeds beschreven, maar er zijn
nog oudere kaarten. Een kaart laat een inundatie
van midden zestiende eeuw rond Boekhoute zien
(figuur 3).
In figuur 4 is een fragment van een inunda-
tiekaart weergegeven waarop de schade aan dij
ken in beeld is gebracht naar aanleiding van de
overstroming van 1570. Het gaat om het gebied
ten oosten van het eiland Tholen, waarin het
(verdronken) dorp Polre heeft gelegen. Tholen is
aan de rechterzijde van de kaart te zien. Bij elke
locatie staat vermeld hoe breed het gat is en
eventueel ook hoe diep.
Bij het bespreken van het herstel van de
schade beperken we ons tot de infrastructuur, tot
de dijkbreuken en de schade aan andere kunst
werken. Zoals is opgemerkt, is snel herstel van
dergelijke schade van het grootste belang. Daar
het getij op niemand wacht, wordt de schade elke
dag in beginsel groter, de gaten worden breder en
dieper. Ingrijpen om erger te voorkomen op de
dag van de ramp zelf was eerder uitzondering
dan regel, maar het kwam voor, zoals in 1682 op
twee plaatsen in het Vrije van Sluis. Door het
provisorisch sluiten van schutdeuren van het
tweede gedeelte van de Generale Prins Willem
polder kon deze polder worden behouden. En door
het opwerpen van een kistdam door een groot gat
kon het eerste gedeelte van de Generale Prins
Willempolder worden behouden.17 Snel herstel
hing echter af van een aantal factoren. Hoe
omvangrijk was de schade? Was er slechts één gat
in een dijk of waren er meerdere? Was er slechts
afspoeling van bepaalde dijkstukken? Van belang
was ook de beschikbaarheid van mankracht en
dijkmateriaal. Bij grote inundaties zoals die van
1530 en 1570 versterkten al deze factoren elkaar
in negatieve zin. Bij het herstel van de vele dijken
in 1530 in Zeeland en Noord-Vlaanderen was er
op talrijke plaatsen gebrek aan mankracht en vol
doende dijkmateriaal. Er was dan plots een
enorme vraag naar rijshout, gaarden, stenen en
goede kleigrond. Veel van dit materiaal was ter
plekke onvoldoende aanwezig, dus moest het van
elders worden aangevoerd, vaak uit Brabant en
Vlaanderen. Dit ging lang niet snel genoeg en de
arbeiders verlieten het werk, want elders was
werk genoeg. Een bijkomend aspect was dat de
was dan kennelijk te diep en zo ontstond op veel
plekken een nieuw natuurelement in het land
schap. Enkele van die wielen ten zuiden van Goes
gaan terug tot de stormvloeden en overstromin
gen van de zestiende eeuw (1509, 1511 en 1530).
Ten oosten van de Brilletjesdijk bevinden zich
Figuur 2. Schade aan de vesting Terneuzen, 1682 (detail figuur
1).
twee wielen en de Zwaakse Weel iets verder naar
het oosten spreekt als toponiem voor zich. De
buurtschap De Val ten oosten van Terneuzen
(Grote Huissenspolder) dateert als doorbraak van
1808. Langs de oude zeedijk van Walsoorden-
Perkpolder zijn door de aanpassing van de zeedijk
tot Deltadijk oude wielen opgeruimd.
Herstel van de schade
Het in kaart brengen van de schade aan dijken en
andere waterstaatswerken was eeuwenlang de
belangrijkste vorm om schade na overstroming
stormvloeden en overstromingen
147