2. Verschijning van de engel aan Maria - Maria Boodschap In de zesde maand werd de engel Gabriël door God gezonden naar een stad in Galilea, met de naam Nazareth, naar een maagd die verloofd was met een man genaamd Jozef. Haar naam was Maria. De engel trad bij haar binnen en zei: "Verheug u, begenadigde, de Heer is met u." Zij raakte geheel in verwarring door wat hij zei en vroeg zich af wat deze begroeting te betekenen had. Maar de engel zei: "Schrik niet, Maria, u hebt genade gevonden bij God. U zult zwanger worden en een zoon baren, die u de naam Jezus moet geven. Hij zal een groot man zijn, en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd. God, de Heer, zal hem de troon van David geven. Hij zal eeuwig koning zijn." "Maar hoe moet dat dan?", zei Maria tegen de engel. "Ik heb geen omgang met een man." De engel antwoordde haar: "De kracht van de Aller hoogste zal u overdekken. Daarom zal het kind heilig genoemd worden, Zoon van God. Bovendien, ook Elisabeth, uw verwante, is op haar oude dag zwanger van een zoon. Zij werd onvruchtbaar genoemd, maar zij is al in haar zesde maand. Want voor God is niets onmogelijk." Toen zei Maria: "Ik ben de dienares van de Heer; laat met mij gebeuren wat u gezegd hebt." Toen ging de engel van haar weg. 164 Het kindeke Jezus in Veere

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2016 | | pagina 28