Aanwinsten december
G.G. Trimpe Burger-Mekking
Het Jaarboek 2015 van het Koninklijk Limburgs
Geschied- en Oudheidkundig Genootschap begint
met 'De archeologie rond het Maastrichtse
Vrijthof in de historie' (T. Panhuysen). De eerste
ontdekking van oudheidkundige sporen dateert
van 1821, toen opmerkelijke vondsten werden
gedaan onder het oude Sint-Servaasgasthuis op
het Vrijthof. De meeste panden aan het monu
mentale Vrijthof zijn in de achttiende en negen
tiende eeuw vervangen door nieuwbouw. Vóór
1950 waren er slechts af en toe meldingen van
toevalsvondsten van aardewerk of stukken muur,
na 1950 werd door medewerkers van de Rijks
dienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek
(ROB) in Amersfoort regelmatig onderzoek ver
richt. De auteur bespreekt alle opgravingen op en
rond het Vrijthof en laat daarmee zien hoe onze
kennis van de geschiedenis verrijkt is. Het is een
volledige documentatie geworden.
J. Ligthart neemt ons mee naar het middel
eeuwse Valkenburg en de financiële problemen
van Jan IV, hertog van Brabant en heer van Val
kenburg. J. Roosen bespreekt het beleid van de
abdij Hocht in verband met haar pachthoeves,
tussen maximalisatie van de winst enerzijds en
een voorzichtige continuïteit om de pachters te
behouden anderzijds. De 'Archeologische Kroniek
van Limburg over 2014' beschrijft de belangrijk
ste opgravingen in de provincie en laat zien hoe
de resultaten daarvan bijdragen tot een betere
kennis van het verleden.
Op 18 juni 2015 hield Theo Bovens de zoge
noemde Habetslezing, die in dit Jaarboek is opge
nomen. Bovens, zelf opgeleid tot historicus,
vraagt zich daarin af of hij Gouverneur van Lim
burg is of Commissaris des Konings. In Limburg
wordt in elk geval niet aan zijn Limburgse 'iden
titeit' getwijfeld.
Op 28 maart 2015 vond in de aula van de Uni
versiteit Maastricht de presentatie plaats van de
nieuwe driedelige Geschiedenis van Limburg. Dat
gebeurde tijdens de afsluiting van de viering van
het 150-jarig bestaan van het Koninklijk Lim
burgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap.
Drie externe referenten bespraken elk een deel
van het werk tijdens een op die middag gehouden
symposium. De drie toespraken zijn in dit Jaar
boek afgedrukt.
In De Maasgouw, tijdschrift voor Limburgse
geschiedenis en archeologie (2016, 3) is een artikel
van F. Hovens opgenomen: 'Criminele justitie:
Geulse bokkenrijders aan de galg'. De woeste
avonturen van de bokkenrijders, meedogenloze
bendes die in de achttiende eeuw het platteland
onveilig maakten, spreken enorm tot de verbeel
ding. De naam bokkenrijders is ontstaan omdat
men dacht dat ze door een pact met Satan zich op
duivelse bokken door de lucht konden verplaat
sen. Drie golven van vervolging worden onder
scheiden: in de jaren 1743-1745, 1750-1751 en
1772-1777. Er moeten wel vijfhonderd mensen als
bokkenrijder zijn geëxecuteerd. Er is veel over het
onderwerp geschreven, maar de bekentenissen
die de verdachten op de pijnbank aflegden zijn in
de historiografie nauwelijks kritisch benaderd. De
auteur behandelt verschillende processen en laat
zien hoe krom de rechtspraak was. Niet alle sche
penbanken waren fel in hun vervolgingen, maar
dikwijls stond de schuld van een verdachte bij
voorbaat vast, en werd hij zo lang aan een pijn
lijk verhoor onderworpen dat hij alles verklaarde
wat de rechters wilden horen. Dergelijk vervol
gingsbeleid associëren we vaak met de 'donkere
middeleeuwen', maar het was hier in de acht
tiende eeuw - als zogenaamd de ratio de geest
verlicht zou hebben - dat gedachtenkronkels over
heksen en bokkenrijders het gezonde verstand
verduisterden. Er is al veel onderzoek gedaan
naar de bokkenrijders en hun gedragingen. Over
één aspect zijn de onderzoekers het wel eens: de
vermeende bokkenrijders is enorm onrecht aan
gedaan.
Het tijdschrift voor de Nederlandse archeologie
Westerheem (augustus 2016) heeft als eerste arti
kel 'Urnenvelden hergebruikt', door L. van den
Dikkenberg. In de Late Bronstijd (1100-800 v.
Chr.) en de Vroege IJzertijd (800-500 v.Chr.) zijn
over een groot deel van Europa urnenvelden aan-
170 Aanwinsten