door het stadsbestuur strenge eisen gesteld, die in een schriftelijke 'Instructie' waren vastgelegd. Hij moest een eed afleggen en de postmeester in Middelburg, die reeds in 1589 werd aangesteld, moest voor de "richtige naleving zijner instructie een borgtocht stellen van 100 pond Vlaams". Middelburg kreeg als eerste stad de beschikking over een eigen postkantoor en postmeester. Ter wijl Vlissingen al snel het voorbeeld van Middel burg volgde en in 1625 een postmeester aan stelde, zou het in Goes, Zierikzee en Tholen tot de achttiende eeuw duren voordat daar een derge lijke voorziening van de grond kwam. Tot de tweede helft van de achttiende eeuw werd de handelscorrespondentie in Zeeland vrij wel volledig vervoerd door de beurtschippers en koopmansboden. De postverbindingen tussen de steden zonder onderlinge beurtveren waren ech ter slecht. Het verkeer met smalsteden en dorpen functioneerde alleen op marktdagen. Pogingen om een meer efficiënt netwerk van postvervoer van de grond te krijgen kwamen van buiten de provincie. In 1717 kwam David Meijnet, post meester van Bergen op Zoom en Steenbergen, met een gedetailleerd plan voor een landpostverbin- ding met postrijders, die vier dagen per week vol gens een vastgelegd urenschema werkten en voor het vervoer gebruik maakten van het overzetveer over het Sloe en van het veer tussen Yersekendam en het eiland Tholen. Dit plan ging echter niet door. Ruim twintig jaar later werd ook dat van Laurent Adan, eveneens postmeester van Bergen op Zoom, afgeschoten. De aanhouder wint, want uiteindelijk slaagde Jacques Le Jeune, telg uit een Bergs regentengeslacht, erin een landpostverbin- ding tot stand te brengen waarin Steenbergen het centrale kantoor was. De Zeeuwse steden onder tekenden een contract waarbij ze zich onder meer verplichtten tot aanstelling van een postmeester en het onderhouden van regelmatig postvervoer. Het gebruik van boden en schippers werd aan banden gelegd. Het was zeker geen toeval dat de totstandko ming van de Zeeuwse Landpost op instemming van de hogere autoriteiten in de Republiek kon rekenen. De centralisatie sloot immers naadloos aan bij de plannen van de prins van Oranje om meer controle te krijgen over het postwezen in het hele land. Via Steenbergen kon de Zeeuwse post worden gecontroleerd. De Bataafse revolutie van 1795 maakte een einde aan de stedelijke en gewestelijke autonomie. De brievenposterij werd even later genationali seerd. Tot zover de algemene lijn in het verhaal over de geschiedenis van het zakelijk postvervoer. Hoewel ik bewondering heb voor het vele graaf- en spitwerk dat de auteur in de Zeeuwse archieven heeft verricht, heb ik af en toe moeite met de presentatie van het geheel. Zo is de alge mene lijn in het verhaal vaak ver te zoeken. De lezer wordt getrakteerd op een overstelpende hoe veelheid feiten, niet alleen over de post, maar ook over de vele handelsroutes die werden afgelegd, de producten die werden verhandeld en de zeesla gen die werden uitgevochten. De feiten zijn wel iswaar chronologisch en geografisch geordend, maar er is zo weinig structuur in aangebracht dat je maar al te vaak door de bomen het bos niet ziet. Hier wreekt zich ongetwijfeld het gebrek aan een centrale vraagstelling die aan een dergelijke gedetailleerde studie ten grondslag dient te lig gen. Een conclusie kan de auteur dan ook niet trekken, en ik evenmin. Kortom, het werk is boeiend voor mensen met een specifieke interesse in de geschiedenis van het postvervoer - en voor hen is het waarschijn lijk in eerste instantie bedoeld - maar moeilijk verteerbaar voor iemand die de algemene lijn wil zien en het historisch belang van het onderwerp wil doorgronden. De enorme feitenlawine die de auteur over de lezer uitstort zal menigeen afschrikken. Nee, een hapklaar eindproduct is het boek zeker niet geworden, eerder een verzameling keurig gesorteerde grondstoffen. Albert L. Kort 174 B o e k b espreki n g e

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2016 | | pagina 38