Zes eeuwen stormvloeden en overstromingen in de zuidwestelijke delta.
Aard en omvang van de schade en het herstel
Adrie de Kraker
In dit artikel wordt een aantal aspecten van storm
vloeden die de afgelopen zes eeuwen tot overstro
ming van cultuurland in de zuidwestelijke delta
hebben geleid, onder de loep genomen. Eerst zal
een overzicht worden gegeven van de periode. Om
de vraag te beantwoorden hoe rampzalig de over
stromingen zijn geweest, is het van belang inzicht
te krijgen in het verschijnsel overstroming. Hoe
groot was het gebied dat onderliep? Stond een
gebied na een of twee jaar nog steeds onder water
of werd het snel herdijkt? De aard en omvang van
de materiële schade en het menselijk leed zijn
geheel andere aspecten. De stormvloeden die tot
overstromingen hebben geleid, hebben lang niet
altijd zulke ernstige gevolgen voor het cultuurland
gehad als doorgaans wordt gedacht. Ook is het
aantal slachtoffers per overstroming vaak zwaar
overdreven, maar het blijft lastig om een goed
beeld te krijgen van de precieze schade. Gaat het
alleen om het aantal mensen dat is verdronken, de
omgekomen dieren, gebouwen die verloren zijn
gegaan of ook om bijvoorbeeld de grond die is
weggeschuurd en polders die na herdijking nog
jarenlang de gevolgen van een dijkbreuk hebben
ondervonden? Om op een en ander een antwoord
te krijgen, wordt gekeken naar de wijze waarop het
verdronken land werd herdijkt, wat de blijvende
schade was en hoe herstel werd gefaciliteerd.
Omdat het artikel zes eeuwen bestrijkt, is het ook
interessant na te gaan welke veranderingen in
genoemde aspecten zijn opgetreden.
Zes eeuwen overstromingen
Overstromingen worden veroorzaakt door storm
vloeden. Dit zit sinds 1953 diep geworteld in de
genen van de Zeeuwen en de inwoners van
Noordwest-Brabant en de Zuid-Hollandse eilan
den. Overstromingen kunnen echter ook plaats
vinden in riviergebieden tijdens piekwaterafvoer.
Tevens kunnen polders moedwillig onder water
worden gezet (oorlogsinundaties). Ten slotte kun
nen polders onder water geraken omdat een deel
van de dijk het begeeft, zoals een dijk die vlak
langs een stroomgeul in de Wester- of Ooster-
schelde ligt. We beperken ons hier tot de categorie
stormvloeden.
Een stormvloed is een bijzondere situatie
waarbij springtij en zware storm samenvallen.
Springtij treedt op wanneer zon, maan en aarde
op één lijn staan. Er is dan grote aantrekkings
kracht waardoor het water extra hoog komt. Dit
gebeurt bij nieuwe maan en volle maan. Twee
dagen erna valt het hoogste tij en dat kan enkele
dagen aanhouden. Het wordt extra lastig wanneer
er op die dagen ook nog een zware storm staat,
uiteenlopend van Beaufort 8 tot 10 met windsto
ten ver daarboven. Als de windrichting noord tot
noordwest staat, wordt het zeewater flink de
Noordzee in geblazen. Die heeft de vorm van een
trechter, zodat het zeewater in het zuidelijk deel
extra wordt opgestuwd. Bovendien komt het daar
in de estuaria van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse
eilanden tot extra hoogte. Dit geldt ook voor de
Theems. Naarmate het zeewater in de zeegaten
van Zeeland verder naar het oosten indringt,
worden deze nauwer en komen er nog eens enkele
decimeters op de waterhoogte bij.
Tabel 1. Waterstanden boven NAP tijdens
stormvloed 1906
Plaats
11 maart
12 maart
13 maart
Vlissingen (normaal)
2,22 NAP
2,31 NAP
2,32 NAP
Vlissingen (werkelijk)
3,92 NAP
Breskens (werkelijk)
4,15 NAP
Terneuzen (werkelijk)
4,27 NAP
Bath (werkelijk)
4,83 NAP
Het onderzoek naar stormvloeden en over
stromingen is met name na 1953 in een stroom
versnelling gekomen. Afgezien van de detailstu
dies over 1953 en enkele voorgaande stormen,
kwam het compilatiewerk van Gottschalk tot
stand, dat een kritisch overzicht geeft van de
stormvloeden tot 1700.1 Haar doel was vast te
stellen in welke jaren sprake was geweest van een
stormvloed en waar mogelijk iets te zeggen was
Stormvloeden en overstromingen
139