Gezicht op het Badhotel te Domburg. Tekening z.n., ca. 1870. ZA, ZG, ZI, II-74.
inneemt. Zo lezen we over de eerste zeebaden in
Domburg vanuit koetsjes, in 1834, gevolgd door
de ontwikkeling als kuuroord.
De geschiedenis van de badplaats is op zich al
vaker beschreven, dus van verrassingen zal hier
voor veel lezers niet echt sprake zijn. Dat het
Zeeuwse licht, het schone zeewater en de duinen
altijd al een aantrekkingskracht op toeristen en
kunstenaars uitoefenen komt regelmatig naar
voren. Op 15 augustus 1886 staat in het Algemeen
Handelsblad een korte lofzang op Domburg:
"Domburg... dat alle aantrekkelijkheden heeft van
een vergeten hoekje, waar zieken naar het
lichaam de gezondheid wedervinden door den
onbesmetten dampkring en kranken naar het hart
hunne smarten vergeten door het troostend lied
der zee."
In 1865 wordt begonnen met de bouw van het
Badhotel en op 28 juni 1866 is het zover: de
muziek van de Schutterij speelt, de aandeelhou
ders spreken als goede feeën mooie wensen voor
het Badhotel uit. De geschiedenis leert echter dat
het voor het hotel niet altijd glorietijden geweest
zijn. Er waren veel wisselingen in de directie, de
bezetting gedurende de oorlog en de daaropvol
gende opvang van evacués, vijftien jaar leeg
stand, de grote brand, het komt allemaal in het
boek aan de orde. Toch is de teneur van het ver
haal positief: Luctor et Emergo. Het Badhotel is
herrezen en ademt nog steeds een voorname
sfeer.
In de eerste decennia van het bestaan van het
Badhotel was het toerisme voorbehouden aan de
aristocratie en de bemiddelde klasse. In het boek
wordt een aantal illustere gasten uitgelicht. Dr.
Johann Georg Mezger wordt uitgebreid bespro
ken, verder zijn er zeer beknopte levensbeschrij
vingen van vooral adellijke gasten met verwijzin
gen naar Domburg. Plezierig daarbij is de ver
scheidenheid aan afbeeldingen waardoor het aar
dig blijft om door te lezen.
Ook gasten uit latere periodes komen aan bod,
waarbij logés uit de huidige tijd zelf aan het
woord komen. Anekdotes en gevoelens van nos
talgie maken deze verhaaltjes persoonlijk. De
vertrouwde sfeer, het strand en het vertier wor
den vaak genoemd. Vriendschappen voor het
leven zijn in het Badhotel gesmeed, vrolijkheid en
warmte voeren de boventoon. Met overtuiging en
waardering wordt gezegd: "Eigenlijk is er niets
veranderd door alle jaren heen."
Waarom het Badhotel zoveel bijzondere gas
ten had wordt in het boek niet eenduidig beant
woord. Een veelheid aan aspecten wordt herhaal
delijk beschreven: zee, strand, duinen, kuuroord,
het Zeeuwse licht, feestelijkheden en vertier, ver
trouwde sfeer en vriendschappen. Het zal alle
maal ongetwijfeld een rol gespeeld hebben. De
magie van Domburg in het algemeen en die van
het Badhotel in het bijzonder blijft volgens de
schrijfster dan ook enigszins een geheim.
Het personeel wordt aan de hand van '24 uur
in en om het Badhotel' gevolgd, een leuke vondst.
Zij zijn immers, samen met de gasten, het klop-