De Palingstraat in Vlissingen, 15 januari 1808. ZA, ZG, ZI, III-291-4.
veel herstelde dijken opnieuw kapot maken. Met
name de stormvloeden van 1511, 1532 en februari
1552 als notoire tweede vloeden hebben tot blij
vende schade geleid. Het verdrinken van Honte-
nisse (1509/1511) en de Nieuwkerkepolder bij
Ossenisse en Noord-Beveland (1530/1532) zijn
daar sprekende voorbeelden van.
Ten slotte wordt de omvang van de schade ook
in sterke mate bepaald door de snelheid waarmee
het herstel plaatsvindt. Hoe sneller stroomgaten
worden gedicht, hoe kleiner ze blijven. Hoe langer
men met herstel wacht, hoe dieper en breder
stroomgaten worden en hoe moeilijker/duurder
het wordt de schade te herstellen.
Aard en omvang van de schade
Voor de overstromingsrampen die hebben plaats
gevonden in de vijftiende eeuw is het vooralsnog
niet mogelijk een precies beeld van de omvang
van de schade te krijgen. Dit is niet mogelijk voor
wat betreft de oppervlakte die is overstroomd,
zolang er geen precies beeld is van het landschap
van toen. Er moet namelijk bekend zijn hoe groot
de oppervlakte is van zowel Zeeland als van het
gebied van Noord-Vlaanderen dat later Zeeuws-
Vlaanderen is geworden. Voor Zuid-Beveland is
dit bestudeerd in termen van schotbare opper
vlakte, voor andere delen van Zeeland niet. Voor
het Zeeuws-Vlaamse deel is dat deels bestudeerd,
maar door de militaire inundaties eind vijftiende
eeuw wordt het extra lastig daarin het storm
vloedaandeel te onderscheiden. Een bijkomend
probleem is het regionale karakter van een deel
van de vijftiende-eeuwse stormvloeden, waarvan
ook nog niet altijd de precieze datum en plek zijn
vastgesteld.5 Als we naar het aantal slachtoffers
kijken, dan zijn ook daar geen gegevens over.
Vermeldingen als zouden zoveel parochies en
dorpen zijn verdronken, zeggen in feite niets over
slachtoffers. Dorpen kunnen in die tijd een
omvang van dertig tot zestig huisjes hebben
gehad, dat is honderdtwintig tot driehonderd
inwoners, terwijl onze dorpen enkele duizenden
inwoners kunnen tellen. De mensen die in de
negen verdronken parochies woonden in het
Braakmangebied dat tussen 1488 en 1494 onder
gelopen was (Vremdijcke, Willemskercke, Peer
boom, Hertinghe, Steenland, Moerkercke, Nieuw-
kercke, Hughersluys, Koudekercke), hadden alle
tijd elders een veilig heenkomen te zoeken. Veel
hangt verder af van de bovengenoemde factoren
142
Stormvloeden en overstrominge