een gloeiende plaat. Belangrijkste factor was ongetwijfeld de tweede overstroming van 1532 die veel verse herstellingen ongedaan maakte. Op veel plekken kon men opnieuw beginnen, terwijl stroomgaten die in 1530/'31 niet waren gedicht reeds onherstelbaar bleken te zijn, zoals het gat te Lodijcke.9 Voor wat betreft de overstroming van 1570, kan in grote trekken hetzelfde worden opgemerkt als van die van 1530. Opnieuw kwamen enorme vlakten onder water, maar dat werd toch betrek kelijk snel hersteld. Het overstroomde areaal in 1570 was aanmerkelijk minder dan in 1530. In oostelijk Zeeuws-Vlaanderen kwam minder dan een derde onder water te staan, met name het Land van Saeftinghe en polders rondom de Hul sterhaven. In Zuid-Beveland ging het om een nog geringer percentage. Opnieuw zijn er weinig con crete aanwijzingen over slachtoffers. De stormvloed die op 26 januari 1682 plaats vond, leidde opnieuw tot grootschalige overstro mingen. Gebieden als Hulsterambacht, de polders rondom Terneuzen en ook Walcheren, Noord- Beveland en Tholen werden zwaar getroffen. Ook Schouwen en Duiveland kwamen grotendeels onder water te staan.10 Gelet op het winterse tijd stip van de ramp moet veel vee in de stallen zijn overvallen door het water en zullen ook veel mensen flinke ontberingen hebben geleden. De overstroming van cultuurland beperkte zich niet tot Zeeland alleen, ook de polders van het Land van Beveren bij Antwerpen kwamen onder water te staan. Zelfs steden als Antwerpen, Hulst en Vlissingen hadden te maken met flinke water overlast. Een beschrijving van de ramp uit het gebied bij Antwerpen karakteriseert de storm ramp 1682 wellicht het beste: "Op de 26e januari 1682 was er een groot tempeest met een hoge watervloed. Uit Antwer pen werd bericht dat men nog nooit zo'n hoge vloed had gezien noch ervan had gehoord. Het water was met groot geweld de polders van Callo ingestroomd waar alle polders tot aan het Vlaamse Hoofd onder water waren gelopen. Alleen Verrebroek, het Schor en de Beverenpolder werden door hun hoge dijken beschermd. Het geleek op een zondvloed (deluvie) omdat men in het water alleen maar dode mensen, beesten, gra nen, huisraad, schuren en stallen zag drijven in zulke grote aantallen dat de schade werd geschat op ettelijke miljoenen, waarbij er bovendien vele duizenden mensen volledig geruïneerd waren. "Degenen die de dijkbreuken gingen visiteren zagen en hoorden veel mensen die de daken op gevlucht waren van hun huizen, schuren en stal len. Zij konden er alleen maar af geraken met behulp van bootjes. De vele bootjes waagden zich niet in het verdronken land, want ze waren bang ook om te komen, omdat de storm enige dagen aanhield. Er moeten dus veel mensen zijn omge komen van de kou en de honger en andere onge makken. "In de stad Antwerpen richtte het water veel schade aan aan de pakhuizen van de kooplieden zodat er daar ook vele door werden geruïneerd. In de hoofdkerk van Antwerpen dreef het water de zerken op elkaar waardoor de graven inzakten. En op het kerkhof van het Vlaamse Hoofd dreven de doden uit de aarde. Hier liep het water naar de poort van het fort en spoelde de kasseien uit waardoor er een zestien meter lang gat ontstond. Het water zette vervolgens richting hoofdpoort die het begaf en bereikte toen de kerk in het fort."11 Hier hebben we een beschrijving van de aard van de schade die in januari 1682 werd aange richt. In feite hebben we tegelijk een beschrijving van elke grote overstromingsramp die in een winterseizoen plaatsvond en waarbij het slechte weer enige dagen aanhield. Precies dezelfde soort schade richtte de Kerstvloed 1717 aan in Noord Nederland en Nedersaksen en ook toen zaten mensen dagenlang op de daken van hun huizen op hulp te wachten.12 En... gelijkaardige schade richtte ook de stormvloed van 1953 aan. Ook toen was het koud, duurde het enige dagen, klommen mensen op gebouwen en dreven er allerlei zaken in het zeewater rond. Toch zijn er enkele verschil len. Terwijl in 1953 veel gebouwen ter plekke instortten, dreven bij vroegere overstromingen kleinere houten schuren en stallen gewoon van hun plaats. Dit gebeurde in 1715 in het Hul sterambacht op verschillende plekken. Terwijl er in 1953 1.836 mensen tijdens de ramp omkwa men, waren dat er 11.000 in 1717.13 En daarbij te bedenken dat de bevolkingsdichtheid in de zuid westelijke delta in 1953 veel hoger was dan in Noord-Duitsland in 1717 het geval was. Een belangrijke verklaring van dit verschil ligt in het landschap: het Zeeuwse landschap is opgedeeld in kleine polders, dus gecompartimentaliseerd, het Noord-Duitse kustgebied in 1717 was weids 144 Stormvloeden en overstrominge

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2016 | | pagina 8