drie zetels6 en drie andere werden bezet door de
SGP waarvan de achterban op Tholen grotendeels
bestond uit arbeiders en kleine middenstanders.
De grote afbraak van de boerenvertegenwoordi-
ging op Tholen was in gang gezet door het door
snijden van de band tussen boer en arbeider,
verhoudingen. De reden daarvan had niet per se
met traditionele verhoudingen te maken: Tholen
in de jaren vijftig en delen van Zeeuws-Vlaande-
ren heel wat langer, waren grotendeels (nog)
onverzuild en werden gedomineerd door lokale
partijen - aan de Zeeuws-Vlaamse grenskant in
Landbouwer J. Lampert en landarbeider J. Geertse, werkend op het land, ca. 1930. ZB, Beeldbank, rec.nr. 68859.
eerst door de grote vraag naar werk bij de Delta
werken en vanaf de late jaren vijftig door de pen-
delarbeid.7
Deze gegevens kunnen met vele andere wor
den aangevuld. Zo had in de grote Zeeuws-
Vlaamse gemeenten Sint-Jansteen en Clinge de
vanaf 1930 plaatsvindende opkomst van de tex
tielfabrieken later, in de jaren veertig en vijftig,
een met de Thoolse situatie vergelijkbaar effect.8
In deel 4 van de Geschiedenis van Zeeland schreef
ik samenvattend: "Op gemeentelijk niveau werkte
de sociale tweedeling nog na tot de grote herin
delingsronde tussen 1960 en 1971. Toen verdwe
nen uit de kleinste gemeenten de laatste plaatse
lijke partijtjes die de traditionele leidersfamilies
vertegenwoordigden."9 Bij mijn onderzoek op
Tholen, maar vooral in Zeeuws-Vlaanderen, viel
me op hoezeer informeel leiderschap een rol
speelde in de plaatselijke machts- en politieke
meerderheid met vrije lijsten rondom één per
soon. De lokale leiders waren vaak, maar niet
altijd, gezeten landbouwers. Een deel van de tra
ditionele vrije lijsten in Zeeland verdween tussen
1958 en 1966 in snel tempo. De resterende waren
hoofdzakelijk te vinden in homogeen rooms-
katholieke gemeenten en daarmee een 'gewoon'
landelijk fenomeen. Ook in Noord-Brabant hiel
den zulke persoonsgebonden lijsten lang stand
"in het moderniseringsproces na de jaren zes
tig".10
Bij deze politieke rol van de landbouwers, zeg
maar als vertegenwoordiger van een soort 'clien
tèle', moet gewezen worden op de historische uit
gangspositie. Ik vraag me af of in de negentiende
eeuw met zijn zeer beperkte kiesrecht hun infor
mele leiderschap ten dele de rol heeft gehad van
belangenbehartiging voor een buurt of deel van
een gemeente. Veel raadsleden waren boer, woon-
16
Plattelandscultuu