J Pijjcr-
Johannes Goedaert (1610-1668), bioloog en schilder te Mid
delburg. Kopergravure door R. a Persijn naar schilderij van W.
Eversdijck, opgenomen in Metamorphosis Naturalis. ZA, ZG, ZI,
III-396.
nen. Het zijn vrij kleine boekjes op octavofor
maat, ca. 10,5 x 16 cm groot en 2 tot 3,5 cm dik.
In een hoofdstuk van 49 pagina's wordt de lezer
door Kees Beaart uitvoerig geïnformeerd over de
verschillen en overeenkomsten van die publica
ties. Daarmee biedt dit hoofdstuk een schat aan
informatie voor de ware bibliofiel.
Het boekje wordt afgesloten met een verhan
deling van Kees Beaart over de betekenis van en
de waardering voor Johannes Goedaert in de loop
der tijden. Goedaert deed alles zelf, van opkwe
ken tot tekenen, etsen en desgewenst en tegen
extra betaling inkleuren van de afdrukken.
Daarin werd hij later nagevolgd door onder ande
ren Maria Sibylla Merian, vooral bekend van
haar Metamorphosis Insectorum Surinamensium
uit 1705. Ook J.C. Sepp volgde honderd jaar later
deze werkwijze voor zijn De wonderen Gods in de
minst geachte Schepzelen... Hoewel Goedaert met
zijn kweken van insecten volgens Kees Beaart de
bijl legde aan de wortel van de destijds gangbare
opvatting over Generatio spontanea, is het de
vraag of Goedaert dat zelf ook zo zag. Hij heeft er
in ieder geval zelf niets over gezegd en dat is
gezien de tijd waarin hij leefde wellicht ook niet
zo vreemd. Wel waren Goedaerts werken in hun
tijd bestsellers en nog lang daarna is er geregeld
naar verwezen, onder andere honderd jaar later
door Linnaeus.
Ter afsluiting van het boekje wordt gesteld dat
dit de eerste monografie over Goedaert is, en als
zodanig is het zeer geslaagd te noemen. Het
brengt, zeer gerechtvaardigd, de bijzondere bete
kenis van de Middelburger Johannes Goedaert
voor de ontwikkeling van de entomologie goed
onder de aandacht. Als fijnschilder was Johannes
Goedaert een der velen, maar als entomoloog was
hij een pionier en een buitengewoon belangrijke.
Hij was immers de eerste die zijn eigen resultaten
van goede langdurige waarnemingen aan levende
insecten beschreef.
Hoewel de totale inhoud van het boekje uit
bijdragen van verschillende auteurs bestaat, is
het duidelijk dat verreweg de meeste informatie
over Goedaert door Kees Beaart wordt geleverd en
de argeloze lezer vraagt zich dan ook af waarom
zijn naam niet voorop het boek staat.
Na vierhonderd jaar is er in Middelburg niets
meer dat aan Goedaert herinnert, maar onderge
tekende kan melden dat zijn naam voortleeft in
die van een fraaie sluipwesp Goedartia albogut-
tata. De naam Goedartia is in 1841 geïntrodu
ceerd door Friedrich Boie "zum Andenken eines
der erster Entomologen welche den Schlupfwes-
pen Aufmerksamkeit schenkten". En dan vraagt
de lezer: waarop parasiteert die sluipwesp dan?
Dat is nota bene op de rups van de Meriansbor-
stel, vernoemd naar de beroemde collega fijn-