Vloedpeilen in de noord-Duitse stad Husum. Foto Nellie de
Kraker, 2009.
1530/'32 werden aangepakt in de poldergebieden
van Hulst tot Terneuzen en op Zuid- en Noord-
Beveland. In eerstgenoemd gebied werd de schade
vrijwel hersteld. Dit was vooral te danken aan het
optreden van de vorst. Op de Bevelanden had het
decennialang aan goed dijkonderhoud ontbroken
toen de rampen zich voltrokken. Bovendien
waren de tegenstellingen tussen ambachtsheren,
steden en andere belanghebbenden zodanig groot
en was er te vaak arbeidsonrust onder dijkwer
kers zodat grote gebieden langere tijd onder water
bleven staan.
Eveneens illustratief is de wijze waarop de
verantwoordelijken op Walcheren over de over
stromingsramp van 1682 dachten:8
wel is waer dat het God Almachtigh op de
26. Jan. laestleden belieft heeft dese landen te
besoecken met een ongehoorde hooge water-
vloet waer door onder meer andere landen, de
dijcken en zeewercken deses Eijlants niet
alleen seer geruijneert en onstelt sijn gewor
den maer selfs van doorbrake op de ver-
scheijde plaetsen niet vrij sijn geweest doch
wie weet niet dat alle onse predecesseurs die
onse voorsorge niet suffisant is of is geweest
om soodannige onverwachte ende ongehoorde
watervloeden ende stormen te wederstaen;
sulkx dat wij niet konnen gelooven dat een
redelijcke ziel sou konnen seggen dat de onge-
lucken door Gods watervloet ende tempeest
gecauseert door onse onachtsaemheijt soude
wesen voortgekomen twelck wij altijt voor
God ende voor menschen die de reden plaets
geven wel sullen konnen verantwoorden.
rampboeken is dat duidelijk. Ligt dit bij lieden die
verantwoordelijk waren voor goede en betrouw
bare dijken, zoals schouten, baljuws, ontvangers
en griffiers anders? Zij deden twee dingen. In de
eerste plaats gaven ze een beschrijving van de
schade, in de tweede plaats zochten ze naar een
verklaring. Ze gebruikten daarbij de eerderge
noemde terminologie. Niet zelden ging men zover
te beweren dat de ramp gewoonweg het werk van
God was. Dit impliceert dat de overstroming de
macht van de mens te boven ging, met andere
woorden, dat de verantwoordelijken geen blaam
trof. Dit ondanks het feit dat er sprake geweest
zou kunnen zijn van slecht dijkonderhoud, van
slecht toezicht, van onderlinge tegenstellingen of
iets dergelijks. Door hun woorden zorgvuldig te
kiezen, ontliepen de verantwoordelijken dus fijn
tjes hun verantwoordelijkheid.
Maar vaak zat er meer achter. Zeer illustratief
is de wijze waarop de overstromingsrampen van
Om maar zoveel mogelijk steun van elders te krij
gen, werd alle nadruk gelegd op het goddelijke
karakter van de overstroming, waaraan de
schout, baljuw en heemraden uiteraard niets kon
den doen. Het was een beproefde formulering om
financiële bijstand te verkrijgen. Overdrijving op
deze wijze werd overigens ook in voorgaande
eeuwen gebruikt om de regering tot geldsteun te
bewegen dan wel tot verlichting van belastingen.
Een laatste invalshoek
Wie in 1500 werd geboren en 55 werd, maakte in
zijn leven de stormvloeden van 1509, 1511, 1530,
1532 en twee in 1552 mee. Een ongelofelijk groot