De installatie van Willem III tot Eerste Edele van Zeeland (september 1668) Wouter Troost Sinds 1648 was het kleine Zeeland een satelliet staatje1 van zijn machtige noorderbuur. In septem ber 1668 toonde de provincie niettemin dat zij bereid was Holland uit te dagen. Zonder Holland erin te kennen installeerden de Staten van Zeeland op 19 september 1668 Willem III tot Eerste Edele van hun gewest. De Hollandse raadpensionaris Johan de Witt kon deze actie, die hij een peu cho- quant2 noemde, niet waarderen. Hij zag de instal latie als een poging van de jonge prins op termijn het stadhouderschap van Zeeland en kapitein generaalschap van de Unie te verkrijgen. Die com binatie van functies had Johan de Witt met de uitvaardiging van het Eeuwig Edict en de Acte van Harmonie in augustus 1667 juist onmogelijk gemaakt. Sinds de dood van stadhouder Willem II in november 1650 hadden Holland en Zeeland met elkaar in de clinch gelegen over de positie van de jonge Willem III. Van 1650-1654 en ook later in de jaren '60 toonden de Staten van Zeeland dat ze iets voor Willem III wilden doen. Die pogingen werden steeds door de Hollandse regenten onder leiding van Johan de Witt verijdeld. In dit verhaal staan we stil bij die conflicten en eindigen met de installatie van Willem III tot Eerste Edele. De opvolging van Willem II Na de Vrede van Munster had Zeeland Holland niet gesteund in zijn strijd tegen stadhouder Wil lem II, die als kapitein-generaal weigerde de inkrimping van het leger door te voeren. Zeeland steunde de prins juist, want met behulp van hem wilde het gewest zijn zelfstandigheid tegenover Holland benadrukken. Zo accepteerden de Staten van Zeeland op 16 augustus 1650 'de middelen en proceduyren', die Willem III had gebruikt om Amsterdam te dwingen de strijd tegen de legeraf- danking op te geven. Ook stemden ze in met het 'saississment (arrestatie) van eenighe Heeren uyt de vergaderinghe van Hollandt'.3 Die laatste zin slaat op de gevangenneming van Jacob de Witt en vijf andere Hollandse regenten na de aanslag op Amsterdam. Holland wilde na de dood van Willem II geen nieuwe stadhouder benoemen. Onder druk van de Staten van Holland lieten de Zeeuwen ook de benoeming van Willem III ach terwege. De functie van Eerste Edele, die de Oran jes als markies van Veere en heer van Vlissingen uit handen van de Zeeuwse Staten ontvingen, bleef eveneens vacant. De Zeeuwse Staten benoemden geen Eerste Edele, omdat dat ambt volgens hen bij het stadhouderschap behoorde.4 Deze redenering was onjuist, want de functies van Eerste Edele en stadhouder hadden juist niets met elkaar te maken. De Eerste Edele was, als lid van de Staten van Zeeland, de baas van de stadhou der, die in dienst stond van de soevereine Staten. Raadspensionaris Johan de Witt. Houtgravure, 1670. Koster, J.H. Barbere, A. Brussel, Amsterdam. ZA, HTAM, PT 098. Lang zou de Zeeuwse meegaandheid echter niet duren. De nederlagen in de Eerste Engelse Zeeoorlog (1652-1654) deden in Zeeland onder het 10 Willem III Eerste Edel

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2018 | | pagina 12