generaal te dwarsbomen.7 Die Acte van Seclusie
was op verzoek van Oliver Cromwell aangeno
men. De Engelse Lord Protector eiste in eerste
instantie bij de vredesonderhandelingen met de
Republiek in november 1653 dat de Staten-Gene-
raal Willem III zouden uitsluiten van de functies
van zijn vader. Willem II was getrouwd geweest
met Mary Stuart, een dochter van Karel I, die in
1649 door Cromwell ter dood was gebracht.
Cromwell was bang dat wanneer Willem III de
functies van zijn vader ging bekleden, hij zou
proberen de Stuarts weer aan de macht te bren
gen. De Staten-Generaal weigerden weliswaar op
de eis van Cromwell in te gaan, maar die ging
vervolgens akkoord met de belofte van de Hol
landse onderhandelaars Van Beverningk en
Nieuwpoort de uitsluiting alleen in Holland te
realiseren.
Toen de Acte van Seclusie uitlekte, protes
teerde Zeeland heftig. In de junivergadering van
de Staten van Zeeland kreeg secretaris Adriaan
Veth de opdracht een Deductie op te stellen tegen
de Acte van Seclusie. Veth oordeelde dat de Acte
in strijd was met artikel 9 en 10 van de Unie van
Utrecht. Zo bepaalde artikel 10 dat het afzonder
lijke provincies niet was toegestaan 'confedera-
tien ofte verbonden' met vreemde mogendheden
te sluiten. De Acte van Seclusie was weliswaar
geen overeenkomst met een vreemde mogend
heid, maar het 'onderling verbant ende concert'
met Cromwell dat daaraan moest zijn voorafge
gaan, wel.8 Daar had Veth een sterk punt. Bever-
ningk en Nieuwpoort hadden in eerste instantie
tegen Cromwell gezegd dat 'sy de commissie van
de Staten Generael ende gheen particuliere cha
racter van Hollant hadden'. 9 Toen zij met Crom
well de uitsluiting van de prins door Holland
regelden, hadden zij dat wel degelijk als 'particu
liere' onderhandelaars gedaan. Volgens artikel 9
van het Unieverdrag mocht over zaken van
bestand of vrede slechts met eenparigheid van
stemmen worden beslist. Hollands optreden was
daarmee in strijd, omdat het met de belofte tot
seclusie in feite over de vrede had beslist. Crom
well had immers gezegd dat hij zonder uitsluiting
van Oranje geen vrede zou sluiten.10
Op de verwijten van Veth reageerde Johan de
Witt met een nieuwe Deductie.11 De raadpensiona
ris rechtvaardigde de Hollandse handelwijze en
verwierp de Zeeuwse kritiek dat Holland zich het
monopolie van de buitenlandse betrekkingen had
toegeëigend en eenzijdig met Engeland over het
stadhouderschap had onderhandeld. Volgens De
Witt was Holland binnen zijn eigen grenzen soe
verein met betrekking tot zijn eigen aangelegen
heden, waarvan het benoemen van een stadhou
der deel uitmaakte. Dat die soevereiniteit voor het
voeren van buitenlandse politiek niet opging
wilde de raadpensionaris niet zien.
'V-
*1
-"4 1
*"V
Adriaan Veth, secretaris van de Staten (1651-1658) en raadpen
sionaris van Zeeland (1658-1663). Tekening, gewassen in O.I.
inkt, z.n. en z.j.. ZA, ZG, ZI, IV-901.
Daarmee werd de strijdbijl tussen Zeeland en
Holland voorlopig begraven, maar zes jaar later,
na het herstel van de Engelse monarchie in 1660,
weer opgegraven.
De restauratie van de Stuarts, de Tweede Engelse
Zeeorlog en het Eeuwig Edict.
In 1660 werd Karel II koning van Engeland. In
Holland was men beducht dat de Engelse koning,
een broer van Willems moeder Mary, actie zou
ondernemen ten gunste van zijn Nederlandse
neef. Mary wilde gebruik maken van haar fami
lierelatie om de zaak van haar zoon te bepleiten.
Op 30 juli verzocht ze zowel de Staten van Hol
land als de Staten-Generaal haar zoon op zijn 18e
te 'employeren ende hem te bedienen de charges
12
WillZm III Eerste Edel