xjsTVS HrVfi
Zeeland 27.1
,s
stappen van onse doorluchtige voor-ouders die de
fondamenten van het heerlick gebouw van dese
Republique hebben helpen leggen'.
De tegenstanders van Willem III lieten zich
niet onbetuigd. De schrijver van de Consideratien
op de harangue by den Heere Prince van Oranien22
was er zeker van dat de prins alle 'artificien' in
het werk zou stellen tot nadeel van de provincie.
Over de voorouders van Willem III kon hij kort
zijn: 'in derzelver actien zijn veel scandaleuze
actien te vinden'. Zo noemde hij de moord van
Maurits op Oldebarnevelt23 en de aanslag van
Willem II op Amsterdam. Volgens de auteur
moesten de vleugelen 'van dezen jongen Grijpvo
gel kort gehouden worden opdat hij de vrijheid
niet overschaduwen mag'.
Waartoe de jonge 'grijpvogel' in staat was
bleek op vrijdag 21 september. In een vergadering
van de Staten van Zeeland verzocht de prins de
leden in te stemmen met de benoeming van Wil
lem Adriaan van Nassau-Odijk tot zijn plaatsver
vanger. Deze afstammeling van prins Maurits
had een slechte reputatie, maar volgens La chasse
du prince accepteerden de Staten van Zeeland dit
voorstel 'met veel genoegen en van ganser harte'.
De Zeeuwen hebben het echter geweten dat ze
Willem Adriaan tot plaatsvervanger benoemd
hadden. Alle banen in Zeeland waren na 1 okto
ber 1668, toen Odijk de functie van plaatsvervan
ger begon, te koop en Odijk zorgde ervoor dat de
kopers hem er goed voor betaalden. Omdat Wil
lem III alles toedekte, raakte zelfs een overtuigde
Orangist als Pieter de Huybert vervreemd van
Oranje.
Op zaterdag 22 september bezocht Willem
Vlissingen, waar volgens La chasse ook een
enorme mensenmassa op de been was. Zondag
ging de prins naar een kerkdienst in de Nieuwe
Kerk, waar dominee Thilenus preekte naar aanlei
ding van Jesaja 33 vers 6: 'De Vreese des Heeren
sal zijnen schat zijn'.24 Volgens dominee Thilenus
moest de prins de 'vreese des Heeren zoeken, die
sal hem soo dierbaer zijn als eenige schat in de
gantsche werelt'. In dezelfde kerk sprak sprak
dominee Johannes de Mey de prins de daaropvol
gende maandag toe. Deze predikant van de
Waalse gemeente roemde de daden van de voor
ouders van de prins, wat hem volgens de schrijver
van de Zeeuwsche Vreugde tot een 'groten flat-
teur, een logenaar en een hoofschen pluimstrijker
(vleier)' maakte. Volgens de auteur had ds. De
Mey ook de slechte kanten van de Oranjes moeten
belichten.
Op dinsdag vertrok Willem III uit Zeeland na
een bezoek aan Veere, waarvan hij markies was.
De heer Van der Meulen, pensionaris van de stad,
heette de prins van harte welkom en sprak de
hoop uit dat door 'Uw hooge wijsheyt aan dit
marquisaet alle soort van geluck, heyl ende voor
spoet meer en meer mach toevloeyen'.25
Conclusie
De aanstelling van Willem III tot Eerste Edele, die
op veel steun in Zeeland kon rekenen, werd de
opmaat voor zijn benoeming tot stadhouder in
167 2.26 In 1668 had Willem III niet om deze func
tie durven vragen en de Staten van Zeeland had
den het ook niet gewaagd hun resolutie van 7
augustus 1660 in zijn geheel uit te voeren. Johan
de Witt was echter bang dat zoiets toch zou
gebeuren. Om de prins de pas af te snijden namen
de Staten van Holland eind 1668 een resolutie
aan waarin het stadhouderschap onverenigbaar
werd verklaard met het lidmaatschap van de Raad
Wapen van Justus de Huybert va 1664 secretaris van de Staten
van Zeeland. Tekening z.n. en z.j. ZA, ZG, ZI, III-656.
Willem III Eerste Edele