Toch was het normenstelsel niet rigide, zoals ook de tabel al uitwijst. Een schildersdochter uit Kapelle die zich op de kermis - een afspraak gezamenlijk kermis te houden was vaak een eer ste stap op weg naar een huwelijk - 'behielp' met een boerenknecht, had haar moeders goedkeu ring. 'Eén is beter dan geen', had deze volgens de inzender gezegd. Een vader te Herkingen die niet wilde dat zijn dochter een boerenknecht vrijde, werd door de inzender toegevoegd dat men daarin 'weinig dwingen' kon. Wel moest de dochter maar rekenen op armoede die op haar keuze zeker vol gen zou. Niet altijd was dat het geval. Een boe rendochter die ging 'zeilen voor rekening van de knecht', was er de oorzaak van dat pa-lief zijn pachtpenningen van andere grondgebruikers ongebruikelijk vroeg opeiste. Hij hielp zijn doch ter dus met geld, al was dat niet in ruime mate voorradig. Van één boerendochter, te Waarde, werd gemeld waarom zij zich 'behielp' met een buurknecht: zij viel 'niet in de smaak' en maakte bij boerenzoons weinig kans.3 Of het ingaan tegen de ouderlijke wensen nu zo'n nieuw verschijnsel was, is twijfelachtig. De tabel laat immers zien dat het aantal huwelijken tussen boerendochters en arbeiderszoons voor 1861 groter was dan na 1875.4 Maar van een zekere emancipatie van jongedames kan toch wel sprake zijn geweest. Van twee dames 'met groote hoepelrokken en ronde hoedjes op' werd gemeld dat zij zich op de kermis te Scherpenisse, tweede Pinkster 1865, hadden vermaakt met koekkappen met een knuppel. De inzender vroeg zich af of biljarten hun volgende waagstuk zou zijn. In de jaren zeventig, met name in 1873, dook boven dien de kwestie op of jonge vrouwen mochten afwijken van het gebruik dat een verzoek om ker mis te vieren of anderszins een vrijage te begin nen, van de man moest uitgaan. Het werd 'mode' dat meisjes zelf een vrijer vroegen, meldde men uit Colijnsplaat. Een dametje te Kamperland werd toegevoegd: 'Denk toch dat het leelijk staat, Als gij zelf uit vrijen gaat'. Dit rijmpje werd diverse malen afgedrukt en moet vrij algemeen bekend geweest zijn. Inzenders die de norm nog eens pre ciseerden omdat die overtreden werd, kwamen uit onder meer Schouwen, Walcheren, Zuid-Beveland en Flakkee.5 In 1876 werd echter vermeld dat ook de traditie uitzonderingen kende: in een schrik keljaar mochten meisjes wel zelf een jongen vra gen om samen kermis, Pasen of Sinterklaas te vieren. IJlde die gewoonte, dus ook toegestaan in 1872, in 1873 misschien nog na?6 Sociale stijging: jaren 1850 en 1860 Hoewel in de jaren zeventig het aantal Gemengde Berigten waarin sociale stijging bij verkering meespeelde sterk toenam, kwamen die voordien ook wel voor. Zo meldde men in november 1865: 'Wordt ten tooneele verwacht te Brouwershaven: Eene vlugge dame op de kermis te Scharendijke, of de misrekening om eene rijke boerin te wor den.' De dame had echter gebreken en het besluit was: 'Bij hoogen staat een lagen val.' Uit welke stand zij afkomstig was, werd niet duidelijk.7 De gevallen waarin dat wel duidelijk was in de onderzochte jaren tussen 1849 en 1870, waren netjes over de diverse standen verdeeld. Drie per sonen uit de boerenstand ambieerden of hadden verkering met een rijkere boer, een (arme) adel lijke juffer en een jongeheer. Van de zeven arbei derszoons en -dochters hadden de meesten, vijf, het oog op een partner uit de boerenstand. En bij I n de herberg te Oost-Souburg. Houtgravure naar tekening van Ad. Dillens. ZA, ZG, ZI, III-964a-k. 18 Gemengde berigte

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2018 | | pagina 20