Voor de arbeidersjeugd moeten de zaken dui
delijker hebben gelegen, zeker volgens het nor
menpatroon van destijds. 'Te Wissenkerke wordt
eene dienstmeid aangeraden zich zoo hoog niet
aan te stellen,' heette het in 1873. 'Want al pronkt
zij nog zoo veel De schrepel wordt toch eens
haar deel.'14 De schrepel was de korte schoffel die
de Noord-Bevelandse landarbeiders hanteerden,
met name bij de bietenteelt.15 'Te Koudekerke
wordt een arbeiders-zoon aangeraden, zooveel
verbeelding niet te hebben om zekere jongedoch-
ter in de fuik te krijgen,' heette het even stellig.
Zeker dames die niet gewend waren om te wer
ken, waren voor een arbeider geen partij. Een
jonge Hansweertenaar werd afgeraden zich op te
houden met 'zekere dame' die hij 'met zijn week
loontje' toch nooit zou kunnen onderhouden.
'Men moet in den tegenwoordigen tijd goed zitten
in te pitten, om de reis aan te nemen met dames,
die in strikken en linten verward zitten.'16
Zulke dames, uit de burgerstand oftewel de
betere middenstand, waren echter ook geen goede
partij voor de meeste boerenzoons. Immers, op de
vrouwen van de rijkste boeren na, wachtte
getrouwde boerenvrouwen een uitgebreide dag
taak waarop in elk geval boerendochters hun
leven lang voorbereid waren. Een deel van die
taken kon nog wel door arbeidersdochters, die
vaak dienstmeid op een boerderij waren, worden
uitgevoerd. Maar voor wie niet had 'gediend' of
ander werk gedaan, lag dat moeilijker. 'Te W.
moet een dametje bedenken, nu een boerenzoon
een goed oog op haar heeft, dat zij nog geen boe
rin is en het welligt nooit worden zal,' aldus een
Berigten-inzender. 'Want zij kan het wel bemer
ken Dat boerinnen moeten werken En dat kan
zij toch maar niet Zooals ieder weet en ziet.' Of
de verkering doorging, vermeldt het verhaal niet,
zoals in zoveel gevallen. Drie maanden later werd
hetzelfde rijm afgedrukt. Nu had het betrekking
op 'een dametje te Sint...' die een boer in de fuik
meende te hebben, maar daarmee nog geen boe
rin was.17
Kortom: sociale stijging bleef in de jaren 1870
problematisch, zeker in het oog van plattelandse
commentatoren. Maar het was wel een meer
besproken onderwerp dan voorheen. Geen beter
plaats daarvoor dan de rubriek 'Gemengde Berig-
ten' in de Zierikzeesche Nieuwsbode, die toestond
om anoniem en eventueel in smakelijke en sug
gestieve bewoordingen, desnoods op rijm, com
mentaar te leveren op plaatsgenoten. Soms werd
de concurrentiestrijd om een begeerde partij zelfs
verplaatst naar de betreffende kolommen wan
neer iemand werd toegevoegd dat zij of hij niet
moest denken dat hij of zij die en die wel zou
krijgen omdat hij of zij te veel dit of dat was. Het
kan niet anders of de rubriek moet in de jaren
1870 op het platteland van Zuidwest-Nederland
bijzonder populair geweest zijn. Al in 1851, ruim
voor het begin van de hausse aan verkeringsbe-
richten, had de redactie immers al gemeld dat het
het meest gelezen onderdeel van de Nieuwsbode
betrof.18
Noten
1 Geraadpleegd zijn de volledige jaargangen 1859, 1862,
1865, 1868, 1873 en 1876 en delen van de jaargangen
1849, 1850, 1851 en 1854.
2 ZZN, 29-11-1862, 12-7-1873, 18-7-1876, 16-5 en 12-8
1873.
3 ZZN, 14-8 en 17-7 en 13-9-1873, 21-10-1865.
4 Voorheen was het relatief nog groter. In de peri
ode 1835-1841 ging het om 24 van de in totaal 290
huwelijken, 23 procent van het totaal aantal huwende
boerendochters in die steekproef. In de steekproef over
1855-1861 was dat 17 procent, in die over 1875-1881 13
procent.
5 ZZN, 14-6-1865, 15-5-1873 (Colijnsplaat), 8 en 20-5
1873, 10-6 en 21-8-1873, 4-7 en 10-10-1876.
6 ZZN, 8-4, 4-5 en 13-6-1876.
7 ZZN, 15-11-1865.
8 ZZN, 28-5-1862 en 4-1-1865.
9 Bij de arbeiderszoons en -dochters was dat: vier van de
veertien; bij de boerenzoons/dochters: één van de vier.
10 ZZN, 15-2-1873.
11 ZZN, 16-9 en 18-2-1873, 1-1 en 22-4-1876, 15-11 en
11-12-1873, 26-2-1876.
12 ZZN, 11 en 30-5-1876.
13 L. van Driel en P. Sijnke, Cultuur, in: J. Zwemer en P.
Brusse, Geschiedenis van Zeeland. Deel IV. Vanaf 1850,
Zwolle, 2014: 239-297, aldaar 266, 267.
14 ZZN, 28-1-1873.
15 Dit in navolging van de Belgische seizoenarbeiders die in
de beginjaren van de bietenteelt voor Belgische commis
sionairs op Noord-Beveland werkten, aldus S.J. de Regt
in PZC, 15-2-1999.
16 ZZN, 25-3-1876 en 13-2-1873.
17 ZZN, 16-8 en 6-11-1873.
18 ZZN, 15-5-1851.
22
Gemengde berigte