Door paalwormen aangetast stuk hout, de schelpklepjes waar
mee het dier boort, zijn ook afgebeeld. NHG 52424
Naast de sifons zitten aan het uiteinde van het
dier twee paletten, kalkachtige plaatjes die wor
den gebruikt als afsluiting van het gaatje in het
hout. Dit dient om te voorkomen dat er vocht ver
loren gaat als het hout droog komt te vallen bijv.
bij laagwater. Omdat de gang ook helemaal met
een kalklaagje is bekleed kan de paalworm in een
dergelijke situatie lang in leven blijven. Zonder
water kan de paalworm in zijn gang ongeveer
drie weken in leven blijven, daarna sterft het dier
door voedselgebrek en vochtverlies.
Een zeer schadelijk organisme
In 1731 en 1732 was er in Zeeland en in overig
Nederland een ernstige plaag van paalwormen. In
snel tempo werden houten dijkbeschoeiingen,
sluizen, steigers en ook (houten) schepen ernstig
aangetast. De Staten van Zeeland schreven een
biddag uit voor 7 december 1732 in een poging de
ramp af te wenden. Ds. Bernardus van Gelder
schreef daarvoor acht leerreden, waarin hij
inging op, naar zijn mening, de reden van deze
penitentie (hovaardij, het zedeloos gedrag en bui
tensporige verrijking). De vervanging van al het
aangetaste hout was in elk geval een buitenge
woon kostbare aangelegenheid.
In de jaren zestig en zeventig van de negen
tiende eeuw was er opnieuw een grote toename
van de schade door paalwormen. Onderzoek wees
uit dat impregneren van het te gebruiken hout
met creosootolie voor een lange reeks van jaren
afdoende bescherming bood. De Middelburgse
houthandelaar G. Alberts vond uit dat bepaalde
soorten tropisch hardhout, zoals groenhart uit
Suriname, paalwormresistent waren. Ook azobé
bleek paalwormresistent. Daar kwam bij dat in
die tijd in toenemende mate de paalstaketsels (om
de golven te breken) op de dijken weggehaald
werden omdat de dijken een bekleding met
natuursteen kregen, waardoor ook de schade door
de paalwormen veel kleiner werd. Resterende sta
ketsels en steigers werden vaak bespijkerd met
spijkers met hele brede koppen, waardoor een
haast aaneengesloten laag roest op de palen ont
stond.
Deltawerken
Bij de Deltawerken moesten veel stukken bodem
van de geulen in de zeearmen vastgelegd worden
door zinkstukken. Deze werden traditioneel
gemaakt van zacht wilgenhout, naar de plaats
van bestemming gesleept en daar afgestort met
mijnsteen. Paalwormen kunnen in korte tijd de
zinkstukken volledig verwoesten, waardoor de
steenbestorting niet meer stabiel is. Voor bijvoor
beeld de Oosterscheldekering is daarom gebruik
gemaakt van kuststofmatten voor de vastlegging
van de geulbodem.
De laatste keer dat de paalworm ruim de krant
haalde was begin jaren zeventig. In het brakke
Veerse Meer bleek zich toen een paalwormexplo
sie voor te doen. In alle jachthavens werden de
steigers zwaar aangetast en de bootbezitters
vreesden voor hun boten. Dat laatste viel alles
mee. Een onderwaterschip dat goed in de lak of
de verf zit hoeft niet te vrezen voor de paalworm.
De larven kunnen niet door de lak- of verflaag
heen. Bovendien zijn er steeds meer stalen en
kunststofboten en daar kunnen paalwormen niets
mee. De paalworm heeft al jaren de krant niet
meer gehaald en de 'wormen' en het aangetaste
hout in de collectie van het Zeeuws genootschap
zijn de stille getuigen van de grote rampen van
vroeger.