JOSUAVAN IPEREN
fW
W. Pcfiiie
CiureSurtnct'i'd pri'dik-iru
ien [ijdeyntj de VvJ'üduin.K
■1V2S-17W!
HaelgaflCMitrufn
De lezer vraagt zich wel af wat de verhouding
tussen zijn interesses en zijn ambtsvervulling
was. Nog meer: zag hij zichzelf als verlichte pre
dikant en presenteerde hij zich ook zo? Niet in
Veere. Van Iperen is pas op het eind van zijn
leven ten volle dominee, op het compagnieschip
naar Batavia. Daar kan hij in den vreemde, los
van de regels van de kerkorde of toehorende
orthodoxe gemeente in het vaderland, zijn hart
laten spreken en een gulhartige evangelische tale'
gebruiken. Evangelisch, dat wil bij hem zeggen:
wars van alle dogmatiek. Aan dek en in Batavia
proefje wat hem bewoog en wat hij in dienst van
de officiële kerk miste. Voelde hij te weinig waar
dering en eerder veel onbegrip of werd van hem
een grote aanpassing gevraagd? De toenmalige
eenheid van kerk en staat heeft wellicht menig
initiatief tot tonen van pastorale bewogenheid
weggeduwd en menig bedienaar van het Woord,
zoals Van Iperen, in een keurslijf van ambtelijke
regels en kerkorde gedwongen. Niet zelden komen
predikanten uit die tijd over als ambtenaar.
Wie was Josua van Iperen in het vaderland dan
wel? Eerst en vooral een gewaardeerd medewerker
van de commissie van de psalmberijming van
1773. Maar waardering kwam pas later, eerst moest
hij zich in de commissie 'wringen', we lezen
althans dat hij er moeite voor moest doen om kan
didaat te worden. Anderzijds was hij een man met
grote aandacht voor nieuwe wetenschappelijke
ontdekkingen en een hernieuwde aanpak van de
Bijbelexegese uit de grondtalen. In hoever de aan
raking met een geheel andere denkwereld als die
van de natuurwetenschappen zijn theologische
denken beïnvloedde en veranderde, wordt niet zo
duidelijk gemaakt. Van Iperen wordt wel afgeschil
derd als een verbinding tussen de verlichte Acade
mie en de geloofsgemeente, maar hoe de hij als
persoon hier zelf in stond, komen we nog niet te
weten. Vraag blijft dan: was hij wel met hart en
ziel theoloog en predikant?
Wanneer je leest dat hij zelf voortdurend het
lidmaatschap van talloze genootschappen voorop
stelde en zijn predikantschap pas op de tweede
plaats noemde, roept dit opnieuw de hierboven
gestelde vraag op: wanneer en hoe was hij domi
nee? Dat had ik wat meer onderzocht willen zien.
Het lijkt of Van Iperen zijn belangstelling voor de
natuurwetenschap en de letteren slechts ten dele
integreerde als theoloog en predikant. Misschien
enkel op de plaats waar eredienst en dienstbaar
heid aan kerk en gemeente verbonden moeten zijn:
in de liturgie. Als 'psalmbeschaver' was hij op zijn
plaats. Hij koos in de beraadslagingen van de com
missie voor een nieuwe psalmberijming vaak voor
de vrijere berijming van het Amsterdamse gedicht
genootschap Laus Deo Salus Populo. Al mocht er
volgens Van Iperen niet te vrij worden vertaald om
'verduisteringe van den Bybelstyl voor eenvoudige
christenen' te voorkomen. Blijkbaar voelde Van
Iperen zich als predikant geremd door de ortho
doxie. Zelfs theologisch licht gevaarlijke geschrif
ten verschenen niet van zijn hand. Als een voor
zichtig man wordt hij uiteindelijk in deze studie