de bisschop van Utrecht de vier kerken aan het Utrechtse kapittel van Oudmunster. Dat in de schenkingsoorkonde van 1108 de kerk van Hulst kapel werd genoemd, betekende waarschijnlijk dat deze nog op enigerlei wijze afhankelijk was van een moederkerk, vermoedelijk die van Axel of die van Boekhoute. Gezien echter het feit dat de kapel in de schenkingsoorkonde op één lijn werd gesteld met de drie andere kerken is het aannemelijk dat hij op dat moment al volledig functioneerde als parochiekerk. In 1108 werd nadrukkelijk bepaald dat het recht op de tienden van zowel bestaand cultuurland als ook van nog te ontginnen gebied tot de schenking behoorden. Daarvan uitgaand richt Van den Hoven van Gen- deren zich vooral op de vraag in hoeverre Oud munster, en dan met name de thesaurier van dat kapittel, er gedurende de middeleeuwen in slaagde zijn rechten op de tienden te effectueren. Op basis van tal van dertiende-eeuwse oorkonden en andere archiefbronnen komt hij tot een ant woord op deze vraag dat voor de thesaurier wei nig positief uitvalt. De graaf van Vlaanderen, diens leenmannen, de Gentse Sint-Baafsabdij en Sint-Pietersabdij en de abdijen van Ten Duinen, Ter Doest, Cambron en Boudelo, die betrokken waren bij het verder in cultuur brengen van het gebied of bij de herbedijking na overstromingen, claimden keer op keer het tiendrecht in de betref fende gebieden. De bisschop van Utrecht gaf hen daarbij vaak hun zin. Een belangrijke tegenstan der van Oudmunster werd ook het kapittel van de grafelijke kapel in Kortrijk. Nadat de graaf in 1199 al zijn tienden in de Vier Ambachten aan dat kapittel had geschonken, wist dit in de der tiende eeuw veel van het recht op tienden en pas toorsbenoemingen naar zich toe te trekken. De confrontatie tussen het kapittel van Kortrijk en Oudmunster leidde in 1258 tot een arbitrale uit spraak, waarbij aan Kortrijk het patronaatsrecht van de kerk van Hulst werd toegewezen en aan de thesaurier van Oudmunster het patronaatsrecht van de kerken van Ossenisse en Hontenisse. De tienden van Hulsterambacht kwamen geheel aan het kapittel van Kortrijk, waarvoor het kapittel jaarlijks 15 pond Vlaams aan Oudmunster moest betalen. In zijn artikel 'De aanleg van verdedigings werken rond de stad Hulst in de 15e eeuw' baseert Antoine Prisen, gemeentearchivaris van Hulst, zich voor een groot deel op de bewaard gebleven jaarrekeningen van het stadsbestuur en het kerk bestuur. Het lijkt erop dat Hulst lang onversterkt is gebleven. In 1413 gaf de graaf van Vlaanderen, hertog Jan Zonder Vrees, de stad toestemming zich te versterken met grachten, muren en poor ten. In 1426 verleende Filips de Goede nogmaals dezelfde vergunning, maar toen in 1452 Gentse opstandelingen Hulst overvielen en in brand sta ken, stelden de vestingwerken toch vermoedelijk nog maar weinig voor. In 1453 drong Filips de Goede er op aan de uitvoering van de vesting werken volgens het al eerder vastgelegde plan nu echt ter hand te nemen. Dat gebeurde, waarbij de kosten werden gedekt door de verkoop van lijf renten en het opleggen van extra belastingen aan de burgerij. Het werk blijkt vele jaren in beslag te hebben genomen, en wanneer men zich dan afvraagt hoe het resultaat van de werkzaamhe den er eind vijftiende eeuw heeft uitgezien, dan vermoed ik dat - tenzij er in de eerste helft van de zestiende nog ingrijpende werken zijn uitge voerd - de minuut- en de netkaarten van de stad Hulst uit circa 1560 van Jacob van Deventer de situatie van rond 1500 goed weergeven. Hulst was volgens die kaarten versterkt met een ring gracht, een wal en vier stenen poorten, waarvan er één een gecombineerde land- en waterpoort was. Van een stadsmuur is op de kaarten geen sprake. Lastig te beantwoorden blijft dan wel de vraag of de stad toch niet ook vóór de vergun ning van 1413 een vorm van versterking heeft gekend. De stadsrekening van 1326 vermeldt immers de ophoging van een dijk in de buurt van de wal ('omtrent den wal'). In de rekening van 1341 gaat het over stormschade 'te walle waert' en over de vernieuwing van een brug 'begeneside den walle', dus buiten de wal (Gottschalk, De Vier Ambachten, p. 269). Dit wekt de indruk dat Hulst ook begin veertiende eeuw al van een wal en een 42 B o e k b espreki n g e

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2018 | | pagina 44