Zeeland 27.1
rrr
5
burg heeft zo'n volwaardige opleiding alleen
maar kortstondig gefunctioneerd. Weliswaar is al
vanaf het midden van de jaren 1590 af en toe
geprobeerd om in Middelburg een heuse universi
teit te stichten, maar dergelijke pogingen zijn tel
kens op niets uitgelopen, ondanks het feit dat in
het afgescheiden gedeelte tussen de Nieuwe Kerk
en de Koorkerk vanaf die jaren met ongeregelde
frequentie academische voordrachten zijn gehou-
den.12
Het dichtst in de buurt kwam men in de jaren
1611-1620 toen in Middelburg de Illustri Schola
Theologica Reipublicae Middelburgensis tot stand
kwam: een calvinistisch seminarie, opgezet rond
de theologische zwaargewicht Franciscus Goma-
rus. Maar na diens vertrek ging de opleiding als
een nachtkaars uit. Daarna bleef het stil tot de
jaren 1648-1650, toen de meest serieuze poging
werd ondernomen om in Zeeland een volwaardig
Athenaeum Illustre tot stand te brengen. Op initi
atief van de regenten Hendrik Thibaut en Jacob
van Lansbergen (de zoon van de befaamde astro
noom) werd in mei 1648 de Frans-Schotse predi
kant Alexander Morus te Genève beroepen als
Frans predikant te Middelburg, met het vooruit
zicht hoogleraar te worden aan de opnieuw te
stichten 'Illustre School'. Morus, die al enige tijd
zijn zinnen had gezet op een Nederlands profes
soraat, had eerder dat jaar al geprobeerd om
hoogleraar te worden aan het zojuist tot universi
teit verheven Harderwijks Athenaeum. Maar die
poging mislukte, grotendeels door onhandig
manoeuvreren van zijn zaakwaarnemer, de Leidse
hoogleraar filologie Claude Saumaise (1588
1653), beter bekend onder zijn gelatiniseerde
naam Salmasius.
Om Morus toch naar de Nederlanden te krij
gen heeft Salmasius zich er daarna voor ingezet
om de in 1620 teloorgegane Middelburgse 'Illustre
School' nieuw leven in te blazen. En hoewel dit
uiteindelijk lukte, blijkt uit Salmasius' briefwisse
ling duidelijk dat Morus deze benoeming aan een
in feite nog niet bestaand instituut als een scha
mele troostprijs heeft ervaren.13 Hoe dan ook,
Thibaut en Van Lansbergen pakten door.14 Nadat
Morus in september 1649 in Middelburg aan de
slag was gegaan, werden er in augustus 1650 drie
andere leerstoelen gecreëerd: één voor wijsbe
geerte, een tweede voor rechten en een laatste
voor geschiedenis. Op deze posten werden achter
eenvolgens drie niet-Zeeuwen benoemd, te weten
Claude Legros de Saint-Hillaire (een andere
beschermeling van Salmasius), George Craig
(vermoedelijk uit Schotland) en Nicolaas Blanc-
kaert uit het Duitse Steinfurt. Aan de laatstge
noemde hoogleraar, die door zijn huwelijk met de
Goese magistraatsdochter Maria Eversdyck toe
vallig in Zeeland was neergestreken, werd boven
dien toegestaan om aan huis ook nog de mathe
matica en de politica te onderwijzen.
De Middelburgse abdijkerken: links van de toren de 'Nieuwe
Kerk' en rechts daarvan de Koorkerk. Daartussen, schuin onder
de toren, bevond zich het Auditorium van de Illustre School.
ZA, ZI, II 546. Kopergravure uit Smallegange, Cronijk.
Dat er sprake was van een serieuze ambitie
om een volwaardig Athenaeum tot stand te bren
gen, blijkt ook uit het feit dat in de zomer van
1650 een complete academische uitrusting werd
aangeschaft. De Middelburgse stadrekeningen
onthullen dat in dat jaar een heus academisch
auditorium werd ingericht, en wel in het al eerder
voor academische voordrachten gebruikte deel
van de Abdij. Daar, in het gedeelte tussen de
Nieuwe Kerk en de Koorkerk, werd ook het acade
misch katheder geplaatst. De maker en vermoede
lijke ontwerper hiervan was de uit Schotland
afkomstige schrijnwerker Joris (of George) Ster-
lin, die het dubbel spreekgestoelte uitvoerde in de
sobere stijl die veel Nederlandse meubels uit het
midden van de zeventiende eeuw kenmerkt. Vol
gens Kesteloo's notities uit de stadsrekeningen
maakte Sterlin voor 64 ponden Vlaams 'een nieu
wen stoel, bochten, banken en anders'.15 Gezien
de gelijkenis met de oudere Orateurstoel van de
Universiteit Leiden ziet het er naar uit dat de
cademisch spreekgestoelte