Leidse Academie voor deze inrichting model heeft
gestaan. Verder werden er voor de vier nieuw
benoemde hoogleraren ook deftige toga's
gemaakt. De stof voor deze 'rokken' was opnieuw
in de stadrekening verantwoord.16 Voor 2 stuiver
en 6 groten werd eveneens een pedelstok aange
schaft, waarvoor de zilversmid Arnout Haeck
voor 8:16:3 een 'sulver beslag' maakte. Tot pedel
werd Johannes Wielandt benoemd, vermoedelijk
de koster van de Koorkerk. Abraham Blakkaert,
die hem in 1654 opvolgde, was dat in elk geval
wel. Zo'n gecombineerde functie zal ook gewoon
praktisch zijn geweest. De koster moest er immers
toch zijn om bij academische zittingen het audito
rium in gereedheid te brengen. Waarom hem dus
geen pedel maken, en hem met zijn staf voor de
optocht van hoogleraren en curatoren plaatsen?
Kortom, toen de Zeeuwse Illustre School op 3
september 1650 met een academische plechtig
heid en een maaltijd voor curatoren en lokale
predikanten in de befaamde herberg 'De Roode
Leeuw' werd ingewijd, leek een voorspoedige toe
komst in het verschiet te liggen.
Niets was echter minder waar. De nieuwe
Zeeuwse opleiding had niet onder een ongelukki
ger gesternte kunnen beginnen. Want in novem
ber 1650 overleed geheel onverwacht Stadhouder
Willem II, de grote beschermheer van regent Hen-
drick Thibaut, die het bewind in de stad geheel
uit naam van de stadhouder had uitgeoefend. Na
diens plotse dood probeerde de factie Thibaut-Van
Lansbergen de regeringsmacht veilig te stellen,
ondermeer door de rechten van het lokale kiescol
lege te beperken. Die politieke ingreep leidde ech
ter tot een fel oproer onder de Middelburgse
bevolking, dusdanig dat Thibaut en Van Lansber
gen zich in juni 1651 gedwongen zagen om de
stedelijke regeringsmacht af te staan. Van Lans
bergens huis werd bij het oproer zelfs geplunderd
en Thibaut werd dusdanig gemolesteerd, dat hij
om het vege lijf te redden naar het Zuid-Neder
landse Spa moest vluchten.17
Deze grote politieke onrust had voor de prille
Illustre School grote consequenties. De vanuit het
buitenland aangetrokken professoren Craig en
Legros de Saint-Hillaire werden in augustus 1651
ontslagen, formeel wegens gebrek aan studenten,
maar het laat zich raden dat het wegvallen van de
hun voornaamste protegé's in de stedelijke rege
ring de voornaamste reden is geweest, hoewel
van de hoogleraar Legros de Saint-Hillaire ook
werd gezegd dat hij 'niet bequaam geoordeelt'
werd vanwege de 'natuerlijke tale en hoogdra
vende studiën' die hij in zijn filosofische lessen
ten gehore had gebracht. Alleen de theoloog
Alexander Morus en de hoogleraar geschiedenis
Nicolaas Blanckaert mochten voorlopig blijven.
Dit overigens hangende de beantwoording van de
vraag of de Illustre School wel voortgezet moest
worden, 'dewijle ondervonde wort dat de goede
hope en insichten die men in 't oprigten dersel
ven geschept ende genomen had, niet overeenko
men met het gevolg'.18 Maar een inderhaast inge
stelde commissie vond dat het 'vernietigen' van
een opleiding die 'omtrent een jaar geleden met
soveel fatsoen en kosten in wezen is gebracht'
voor de stad 'noch eerlijk, noch respectabel' zou
zijn.19 Dus werd de Illustre School 'op hope van
verbeteringe' gecontinueerd, maar nu volgens een
lijn uitgezet door de factie van Adriaan Veth, die
de rivaliserende factie Thibaut op het regerings
kussen was opgevolgd.
Die nieuwe lijn impliceerde dat de school werd
voortgezet met docenten die uit de eigen
beproefde Zeeuwse kring waren gerekruteerd en
die er dus toch al waren. Zo mocht Johannes Wil-
merdonx, rector van de Latijnse school te Middel
burg sinds 1634, voortaan de leeropdracht filoso
fie op zich nemen. Evenzo werd aan de
rechtzinnige Middelburgse predikant Willem
Apollonius (die vóór 1651 een van Thibauts felste
opponenten was geweest) gevraagd om naast
Morus als tweede hoogleraar in de theologie op te
treden.
Even tevoren had Veth er ook voor gezorgd
dat de theologische opleiding met een goedkeu
ring van de Staten van Zeeland bekrachtigd werd,
omdat 'doorgaens de ingesetenen van deese pro
vincie meest geneghen zijn tot het studium theo-
logicum'.20 Dat nam niet weg dat school volledig
uit de stadskas betaald diende te worden. Een
nieuw reglement dat de collegeverplichtingen
strak regelde, werd in december 1651 vastge-
steld.21 Morus, met wie het allemaal begonnen
was, hield het echter in Middelburg voor gezien
en vertrok in het voorjaar van 1652 naar Amster
dam, waar hij korte tijd later als hoogleraar aan
het Athenaeum Illustre werd verbonden, dit
ondanks zijn inmiddels verre van onbesproken
levenswandel.
Zoals Frijhoff eerder constateerde, werd de
prille Middelburgse Illustre School door deze
6
Academisch spreekgestoelt