Zeeland 27.2
Aanwinsten ruilverkeer publicaties: juni
G.G. Trimpe Burger-Mekkink
In ons tijdschrift Zeeland, jaargang 26.3, is aan
dacht geschonken aan een mooie uitgave van de
Koninklijke Hollandsche Maatschappij der
Wetenschappen in Haarlem: Keetje Hodshon
(1768 1829). Een rijke dame in revolutietijd
(auteurs E. Kloek en M. Hell). Deze Keetje heeft
haar huis, het prachtige stadspaleis aan het
Spaarne in Haarlem, nagelaten aan de leden van
de Maatschappij, die sindsdien Keetje een beetje
als familielid beschouwen. De auteurs hebben
getracht te ontdekken wat deze jonge vrouw op
22-jarige leeftijd bezielde om voor zichzelf dit
statige stadspaleis met meer dan veertig vertrek
ken te laten bouwen. Het boek - door het KZGW
als ruilpartner ontvangen - is een prachtige
beschrijving geworden van Haarlem in de tijd
van de Patriotten, maar de bronnen lieten toch
weinig los over Keetje zelf. Waar feiten echter
staken, kan fictie soms de gaten vullen. Met de
prijsvraag "Vul de hiaten in het leven van Keetje"
riep de Hollandsche Maatschappij lezers van het
Haarlems Dagblad en andere geïnteresseerden op
een scene te beschrijven uit het onbekende leven
van Keetje Hodshon. Drie bekroonde essays, res
pectievelijk van M. van Egdom, A. Korevaar en S.
van Walsum zijn gebundeld in een boekje: Prijs
vraag 2017. "vul de hiaten in het leven van
Keetje".
De Dienst Stadsbeheer afdeling Archeologie en
Natuur- en Milieueducatie van de gemeente Den
Haag stuurde een aantal publicaties, waaronder
uit 2015 Het grafelijk en stadhouderlijk hof Den
Haag. Een overzicht van opgravingen en waarne
mingen van 1170 tot en met 2013 (auteur M.M.A.
van Veen met een bijdrage van E. Esser). Behalve
de gebouwen op het Binnenhof is ook de onder
grond rond en onder de gebouwen van belang.
Sinds 2009 worden oude opgravingsprojecten en
archeologische waarnemingen gepubliceerd. Dit
rapport geeft eerst een algemene inleiding,
gevolgd door een overzicht van de geologie en de
geschiedenis van het onderzoek. Daarna komen
verschillende vraagstellingen aan bod. De sporen
uit waarnemingen en opgravingen worden
behandeld evenals de dateringen van het muur
werk, een deel van de archeologische vondsten en
de dierlijke resten die in het hof gevonden zijn.
Archeologie in Nederland (2018,1) begint met het
artikel van R. Schats: 'Skeletten onder de loep. De
osteoarcheologische verschillen tussen stad en
land in de middeleeuwen'. Over de middeleeuwen
wordt vaak beweerd dat het leven in de stad bij
zonder ongezond was. Hier worden skeletten ver
geleken van bewoners van drie vindplaatsen: van
een klein Noord-Hollands boerendorp Blokhuizen
(1000-1200), van een begraafplaats bij het Min
derbroedersklooster bij Alkmaar (1448-1572) en
van het voormalige Zeeuwse dorp Klaaskinder-
kerke (1286-1573). Het clichébeeld van de onge
zondere leefomstandigheden in een stedelijke
omgeving moet op basis van dit onderzoek wor
den genuanceerd. In de stad blijken wel meer
longaandoeningen voor te komen maar ook op
het platteland zijn veel gezondheidsrisico's aan
wezig. Het grootste verschil is te vinden in de
vergelijking van de eetpatronen. Stadsbewoners
aten duidelijk andere dingen dan plattelanders,
maar er zijn bij beide groepen geen aanwijzingen
gevonden voor tekorten aan vitaminen of andere
voedingsstoffen.
J. Verspray schreef 'Dorpsvorming in Neder
land'. Voor de bestudering van het dorpsvor
mingsproces werd onderzocht hoe en wanneer
agrarische nederzettingen zich ontwikkelden, de
opeenvolgende bewoningsfasen van de dorpen en
het verschijnen van voorzieningen als een kerk,
school, herberg of markt.
In 'Kleipijpen en porseleinen pijpen uit het
kamp bij Oirschot' (J. Bazelmans e.a.) wordt ver
teld over de honderden pijpenkoppen die tussen
1832 en 1834 door militairen zijn achtergelaten.
We lezen over de kleipijpennijverheid rond 1830,
de verschillen in soorten pijpen, de pennetjes om
pijpen schoon te maken, reutelaars genoemd, en
over gevonden tabaksdozen.