Zeeland 27.2 lijden aan 'opstopping van water'. Van Dishoeck legt uit dat de steen tevens gebruikt wordt bij zwangere vrouwen die niet verlost kunnen wor den. De trieste bijkomstigheid is echter dat 'de vrugt schiet dood af'.44 Dan volgt een 'slange steen', dé eerste hulp bij slangenbeten want 'die al 't vergif uit de wonde in zig trekt; dog dat moet strax in melk daaruit geweekt worden of anders barst de steen aan stukken'.45 De la Rue is onder de indruk, maar wanneer Van Dishoeck hem een vogelbotje toont wordt hij argwanender. Zijn gastheer is door Engelsen verzekerd dat men hiermee na een steek of beet 'het fenijn uit drij ven kan' door het botje van boven naar beneden over de bewuste plek te strijken. 'Wonderlijk zeker, zoo 't waar zij,' noteert hij niet geheel overtuigd. Tot slot noteert hij nog een donder steen46 en 'Indische bonen die sterk doen zweeten'47, evenals een tamarindesteen met een natuurlijk gevormde apentronie48 waarvoor twin tig rijksdaalders werden betaald49 - 'en meer dier gelijke physicalia'. De zalen De rondleiding gaat verder en De la Rue moet aangenaam verwonderd zijn geweest bij het bin nentreden van het vertrek waar de familie in de zomermaanden haar maaltijden gebruikt. Rondom is een wandbetimmering aangebracht waarop levensgroot geschilderd de geschiedenis van Tele- machus' bezoek aan Calypso50, door niemand minder dan Cornelis Troost.51 Hierna wordt de grote zaal bereikt. Die is imposant, want 'uitnee- mend kostlijk toegerust met eene bij uitstek grooten spiegel voor de schoorsteen' en rondom 'heerlijk tapijtwerk verbeeldende levensgrootte het verdigtsel van Rolando Furtioso'.52 Opvallend zijn ook de stoelen en twee bijbehorende kamer schermen waarin Van Dishoeck zijn familiewapen heeft laten aanbrengen. De la Rue noteert tot slot nog de ettelijke zilveren kandelaars 'met drie pij pen' en bijbehorende 'schoone zwaare hangblaa- kers'. Het is hem teveel geworden, zijn opsom mingen worden nu afgesloten met een kort maar veelzeggend enzovoort. De rondleiding komt tot een einde in de wintereetzaal. In deze tweede eet kamer toont zijn gastheer hem nog meer fraaie tekeningen en schilderijen; De la Rue ziet Steen - en Netscher - en Brueghel - en Bakhuysen; enzo voort.53 Conclusie Het is duidelijk dat de familie Van Dishoeck leeft in imponerende weelde, omringd door de kunsten, kostbaarheden en rariteiten waar de heer des hui zes graag een kleurrijk verhaal bij mag vertellen - evenals de prijs van wat het gekost heeft. Hij kan het zich blijkbaar permitteren om zo'n drie duizend gulden, een riant regenten(jaar)inkomen, te betalen voor een schilderij. Het bezoek heeft De la Rue's verwachtingen in alles overtroffen. Hij besluit zijn aantekeningen met de constate ring dat het Groote Huys eerder 'een vorstlijk palais dan [de] wooning van een stadsregent' is. Maar het is ook niet verwonderlijk, want 'dartig jaaren bezit van een voordeeligen post in Neder lands Indië hebben den heere eigenaar gelegen heid verschaft tot verkrijgen van dien magtigen rijkdom, waardoor hij in staat gesteld is om door zoodanig eene pracht boven alle zijne vaderlan ders uittemunten.'54 De la Rue zal zeker verteld hebben over het bezoek aan zijn dichtende companen Boddaert, Steengracht en Swanke55; evenals aan iedereen met gelijke interesses. Geschreven is er niet, het is bij deze aantekeningen gebleven; wellicht tot teleurstelling van Van Dishoeck. Zo'n tien jaar later komt De la Rue wel weer in beeld wanneer hij bemiddelt tussen Van Dishoeck en de classicus Cannegieter56 over een te schrijven studie naar de Domburgse oudheden; een project dat overigens allerminst voorspoedig zal verlopen. Met de koop van Domburg is Van Dishoeck tevens eigenaar geworden van de daar bewaarde Romeinse oud heden; voornamelijk altaarstenen gewijd aan de godin Nehalennia. Al naar gelang de achttiende eeuw vordert krijgt Walcheren faam door deze stenen én door de dijk van Westkapelle die geldt als een waterstaatswonder. Er ontstaat een vaste route onder reizigers: eerst naar die machtige zeedijk en daarna richting Domburg om de inmiddels beroemde stenen met eigen ogen te aanschouwen. Waarna men in één van de herber gen iets gebruikt en nog wat naslentert over de lommerrijke lanen of duinen. Want ja, Van Dis hoeck heeft het niet kunnen nalaten ook zijn smalstad aan de kust te verfraaien. Alles geheel in de sfeer van - zo De la Rue zijn gastheer tot besluit groots toedicht: 'Velut alta solent inter viburna cupressi!' - als een cipres uittorenend boven de heesters.57 'orstelijk paleis Middelburg

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2018 | | pagina 7