zorgt ervoor dat er achter de duinen slikken blij
ven; de sedimentatie heeft de baai in noord-Zee
land opgevuld. Door de gestegen zeespiegel zijn
de schorren en het veen naar achter opgeschoven.
De kaart van 2750 v. C. geeft de volgende situatie
weer. De sedimentatie gaat door, de zeespiegelstij
ging wordt minder en er komen achter de duinen
meer en meer schorren. Ook het veen breidt zich
verder uit. Op de kaart van 1500 v.C. zien we dat
het veen nu heel Zeeland (met uitzondering van
de duinen en een paar plekjes in Zeeuws-Vlaan-
deren) bedekt. Door een opening in de duinen
stroomt de Schelde naar zee. Daar zijn natuurlijk
nog wat schorren aanwezig. Het kaartblad van
500 v.C. laat voor Zeeland weinig veranderingen
zien. Nog een kaart verder, in het jaar 100, zien
we nog steeds heel veel veen, maar bij de Ooster-
scheldemond is het veen wat geërodeerd. Om
enige landbouw mogelijk te maken worden er
slootjes gegraven, waardoor het veen ontwatert.
Maar daardoor oxideert het ook en verdwijnt het
dan grotendeels. Door de ontwatering komt de
bovenkant van het veen dus steeds lager te liggen
en daardoor neemt de overstromingskans toe.
Door overstromingen sterft het veen af en wordt
weggespoeld. In het jaar 800 is Zeeland weer een
Zuidwest Nederland 500 v.C.
schorren- en slikkengebied, met uitzondering van
het zuiden van Zeeuws-Vlaanderen. De laatste
kaarten (1500 AD, 1050 AD en 2000 AD) sla ik
maar over.
Zuidwest Nederland 800 AD
Hoofdstuk 3 (Paleografische regiostudies)
begint met een uitgebreide beschrijving van zuid
west Nederland (blz. 82-97) en er wordt meer in
detail op een aantal vraagstukken ingegaan. De
Striene? Was er niet in de Romeinse tijd, wel een
bescheiden stroom in de Middeleeuwen. Het ont
wateren van het veen, het afgraven van het veen
en de moernering zorgden voor verlaging van de
grond. Het wordt allemaal in detail beschreven,
met berekeningen hoe dik het veen wel niet was.
In dit hoofdstuk wordt ook het ontstaan van de
Westerschelde beschreven (pas voor kleine sche
pen bij vloed bevaarbaar omstreeks 1400) en het
effect van de voortdurende inpolderingen en bag
geren op de getijdeamplitude in de Westerschelde.
Dit deel van het hoofdstuk sluit af met een over
zicht van alle bekende overstromingen/storm
vloeden tussen de jaren 1000 en 2000.
De volgende regiostudie gaat over de oer-
IJmond, die verzandde helemaal omdat daar geen
rivier en drainagewater meer naar zee liep. Het
IJsselmeer had een opening naar het noorden
Boekbesprekingen
125