rimenta circa sanguinis missionem aan het Duitse
Collegium Naturae Curiosorum.42 In de Acta eru-
ditorum uit 1683 van dit laatste genootschap
werd zijn Nieu ligt beneffens (1682) uitgebreid
besproken, waarbij zelfs de figuur van de ontlede
kikker werd opgenomen. En de Experimenta werd
in het jaar daarop besproken.43 Desondanks
vloeide daar geen uitgebreid contact uit voort,
zoals tussen Van Leeuwenhoek en de Royal Soci
ety.
Swammerdam had wel een academische ach
tergrond en had evenals De Heide gestudeerd bij
Sylvius. In Amsterdam maakte hij deel uit van
een groep onderzoekers, het Collegium Privatum
Amstelodamense (ca 1664-?1672).44 In Middel
burg waren De Heides contacten nauwelijks in
een organisatievorm ingebed. Het gelukte Ever-
aerts en Vande Voorde niet het Middelburgse Col
legium Medicum tot bloei te brengen met een
serie onderzoekspublicaties zoals die van het Col
legium Privatum Amstelodamense.
Swammerdam vermeldt voor het eerst haar
vaten in een paar van de stellingen waarop hij in
1667 promoveerde.45 Waarschijnlijk berusten die
op zijn waarnemingen aan kikkers. Ik vertaal: 'IX
Er bestaan in het gehele lichaam geen anastomo-
sen van de arteriën met de aders zichtbaar voor
het oog'. De suggestie is dat Swammerdam kiest
voor figuur 3A, B of C. Gezien de volgende stel
lingen XII en XIII is er dan sprake van 3C. 'XII:
En ook niet ergens in zijn voortdurende omloop
door alle delen van het lichaam, worden de vaten
verlaten. XIII: In de haargelijke bloedvaten
bestaan er geen kleppen'. Dit verdedigde ook De
Heide in 1704. Maar wel suggereert Swammer-
dam dat er geen tussentakjes meer zijn: dus mis
schien anastomosen (fig. 3D).
De stellingen XIV tot en met XVI duiden erop
dat Swammerdam wél de tragere capillaire
bloedsomloop gezien heeft, maar niet de 'strij
dige' bloedsomloop die De Heide waarnam: 'XIV:
In de haarachtige vaten wordt het bloed veel rus
tiger bewogen dan in de grotere [vaten]. XV: In
de allerkleinste vaten is de beweging van het
bloed nauwelijks zichtbaar. XVI: Al datgene wat
van het bloed in de haarachtige aders (waar het
voortdurend binnenkomt) wordt gescheiden,
wordt langzamer bewogen dan dat bloed zelf'.46
Misschien was hij in tegenstelling tot De
Heide (en Van Leeuwenhoek) meteen al onzeker
over wat hij gezien had en verzweeg hij de strij-
dige loop maar liever bij zijn promotie. Hij geeft
het hele onderzoek naar haarvaten waarschijnlijk
ook op. In zijn hoofdwerk Biblia naturae vinden
we bij de kikker niets over de haarvaten en alleen
dat het bloed niet in zijn geheel de longen pas
seert (want de kikker heeft een zogeheten onvol
komen gescheiden bloedsomloop).47
Swammerdam is duidelijk meer in het anato
misch macroniveau geïnteresseerd dan in het
microniveau van de bloedsomloop. Zijn microsco
pische vaardigheden bewaarde hij liever voor zijn
'insecten'. Swammerdam lijkt steeds meer afstand
te nemen van medisch onderzoek. Of dit is omdat
de resultaten steeds meer raadsels opwierpen,
zoals dit bij De Heide een rol speelde, is nog maar
de vraag. Het zou ook kunnen zijn dat Swammer-
dam steeds meer afstand nam van de competi
tieve sfeer in de kring rond Sylvius en in het Col
legium Privatum Amstelodamense.48
De Heide en Swammerdam gebruiken hun
wetenschappelijke kennis: er is een circulatie; er
moet een overgang slagader - ader zijn; er zijn
daarvoor verschillende mogelijkheden waarvan
de voornaamste de anastomose (fig. 3D) of de
tussentakjes (fig. 3C) zijn. De oplossing van Har
vey (fig. 3A) wordt niet meer gebruikt, zoals
blijkt uit stelling XII van Swammerdam.
Hoe kijkt Van Leeuwenhoek naar de haarva
ten, iemand zonder wetenschappelijke opleiding,
ook niet belast door wetenschappelijke theorieën,
zelfs enigszins wantrouwend en afwijzend naar
de officiële wetenschappers?48 Ik beperk mij tot
één brief en kan dit ook doen door verder te ver
wijzen naar het overzicht dat Palm biedt49. Het
betreft Brief No 110 (65) d.d. 7 september 1688.50
In deze ene brief presenteert Van Leeuwenhoek
twee verschillende visies. In de eerste passage
beschrijft hij hoe hij de staart van een kikkervisje
onderzoekt. Hij ziet wel meer dan vijftig over
gangen van het bloed op verschillende plaatsen.
Het bloed gaat van het midden van de staart naar
de buitenkant en daarna via een kromme boog
weer terug naar het dikke gedeelte en zo naar het
hart. En dan schrijft hij: 'Soo dat mij hier bleek
dat de bloet-vaaten die wij in dit dier sien, ende
Arterien slagaders] en Venae aders] noe
men, maar een ende de selve bloet vaaten sijn;
alleen datse soo lang Arterien konnen genaamt
werden, als sij het bloet tot inde uijterste deelen
vande kleijne vaaten voeren, ende Venae als
deselve het bloet weder voeren na het Hert'.51
142
Zeeuws bloed kruipt