Zeeland 28.3
De Heide en Van Leeuwenhoek: verschillen of juist
overeenkomsten?
Ook de nadruk die Eldering legt op het acade
misch gevormd zijn van De Heide vergeleken met
het niet-academisch opgeleid zijn van de micro-
scopist Antoni van Leeuwenhoek gaat voorbij
aan het mijns inziens veel belangrijker gegeven
dat zij beiden primair voor een praktisch beroep
waren opgeleid. Het gegeven dat De Heide nog
niet eens een vol jaar aan de Leidse Universiteit
nodig had om in de geneeskunde te kunnen
promoveren toont al aan dat hij het merendeel
van zijn kennis moet hebben opgedaan tijdens
zijn chirurgijnsopleiding in Middelburg. Als
getraind chirurgijn was De Heide dus letterlijk
'handig'. Zowel in Middelburg als in Leiden had
hij bij het ontleden instrumenten leren gebruiken.
Of om met Lindeboom te spreken: 'Dat sommige
van [De Heides onderzoekingen] een ongewone
handvaardigheid vereisten, kan niemand die er
kennis van neemt ontgaan'.24 Want omgaan met
de omstreeks 1665 door de Amsterdamse regent
Johannes Hudde uitgevonden enkelvoudige
microscoop vergde een hoge mate van empirische
vaardigheid. De Engelse microscopist Robert
Hooke vond die 'single lens' microscoop daarom
maar een vervelend instrument dat hij niet graag
benutte.
Ook Van Leeuwenhoek bezat dus de handig
heid om te kunnen omgaan met de enkelvoudige
microscoop, een instrument dat hij bovendien
zelf had verbeterd door zijn lenzen te slijpen, in
plaats van te smelten.27 Daar komt nog bij dat Van
Leeuwenhoek in Delft geregeld de anatomische
ontledingen bijwoonde in het locale Anatomische
Theater, net zoals De Heide dat in Middelburg zal
hebben gedaan. In 1681 is Van Leeuwenhoek zelfs
geportretteerd te midden van de Delftse artsen en
chirurgijns, als ware hij hun gelijke (afb. 8).28
Kortom, tussen de achtergronden en vorming
van De Heide en Van Leeuwenhoek zijn er meer
gelijkenissen dan dat er verschillen bestaan. Het
vaak geschetste - en ook door Eldering aange
hangen - beeld van Van Leeuwenhoek als een
amateurmicroscopist die geen vreemde talen
kende, die de microscopie puur beoefende uit lief
hebberij, met waarnemingen 'als losstaande cu
riositeiten' gedaan zonder enig conceptueel kader,
omdat hij volstrekt onbekend zou zijn met alle
8 Schilderij van een anatomische les door de Delftse lector
anatomie Cornelis 's-Gravesande, door Cornelis de Man (1681).
Onder de pijl is Antoni van Leeuwenhoek afgebeeld tussen de
Delftse artsen en chirurgijns. Op 12 oktober 1680 berichtte
Van Leeuwenhoek aan The Royal Society in Londen over zijn
onderzoek naar de hartspier van een soldaat. Dat zou over dit
lijk kunnen gaan. Datzelfde jaar 1680 werd hij ook benoemd to
Fellow van de Royal Society. (Prinsenhof, Delft)
belangrijke wetenschappelijke werken van zijn
tijd, is aantoonbaar onjuist.29 Van Seters heeft
aangetoond dat Van Leeuwenhoek in zijn jeugd
de Latijnse School in Warmond heeft bezocht, en
verder heeft hij gevonden dat Van Leeuwenhoek
in Amsterdam acht jaar in dienst is geweest van
de Schotse koopman William Davidson, voor
wie Leeuwenhoek in 1653 als zaakwaarnemer
optrad.30 Niet lang daarna vertrok hij naar Delft
omdat daar in juli 1654 de dochter te trouwen van
een Engelse 'saeidrapier' (lakenfabrikant), wiens
handel Van Leeuwenhoek hoogstwaarschijnlijk
van diens weduwe overnam.31 In 1668 maakte
hij bovendien zelfstandig een reis naar Enge
land. Van Leeuwenhoek zal dus op zijn minst een
basale kennis van zowel Latijn als Engels hebben
gehad. Allicht niet zoveel als de geleerde stand,
reden waarom Van Leeuwenhoek zichzelf van
de domme hield. Hij maakte trouwens zijn reis
naar Engeland kort na de publicatie van Hooke's
Micrographia, een boek dat op verzoek van de
president van de Royal Society, Robert Morey,
door Van Leeuwenhoeks oude werkgever William
Davidson naar Christiaan Huygens gebracht zou
worden.32 Wetenschappelijke connecties in Van
Leeuwenhoeks omgeving waren er dus al in een
heel vroeg stadium.
Antonius de Heide
91