DISSERTATION
Dr. Ant. de Heyde
Part III. ?4<(
O F
Famous Phyfician of MMleburg in,
Zealand.
CONCERNING
The San&ity and Divine Illumination
of jdntoma Bourignon.
Tranflated from the Original Latin M. S.
Queft. I. If A. B. did lead a Pious and Holy
Life 2If (he wis moved by ths Spirit of
God to write for the enlightning of others
12 Begin van De Heides Engelse 'dissertation' waarin hij
een pleidooi hield voor het gedachtegoed van de mystica
Antoinette Bourignon (1699).
dan Eldering in zijn artikel - na 'veertig jaar
nadenken', zoals hij zelf stelt - heeft gedaan. Ge
bruik van internet had al veel ten goede aan zijn
betoog kunnen bijdragen.
Tot slot wil ik eindigen met een oproep
Van De Heide is nauwelijks correspondentie
bewaard gebleven. Ik ken slechts vier brieven,
waarvan één enkel in afschrift. Van deze
vier zijn er op dit moment bij een Nederlands
antiquariaat twee autografisch geschreven
brieven van De Heide te koop, gericht aan zijn
vertaler Theodorus Janssonius van Almeloveen.53
Zou het niet geweldig zijn wanneer het Koninklijk
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen in
dit jubileumjaar een poging zou doen om deze
getuigenissen van een bijzonder verdienstelijke
Zeeuwse onderzoeker en vroege microscopist
naar Zeeland te halen en zo voor de toekomst te
behouden?
Noten
1 Peter Eldering, 'Zeeuws bloed kruipt Onderzoek naar de
bloedsomloop door de Middelburgse arts Antonius de Hei
de in de zeventiende eeuw', Zeeland 27:4 (2018), 134-147.
2 Zie nader Joella Yoder, A Catalogue of the Manuscripts
of Christiaan Huygens including a concordance with his
Oeuvres Complètes (Leiden/Boston: Brill, 2013).
3 Eric Jorink, Het 'Boeck der Natuere'. Nederlandse ge
leerden en de wonderen van Gods schepping 1575-1715
(Leiden: Primavera Pers, 2006).
4 Zo schrijft De Heide in zijn 'Opdragt' in de Nieuw lichten
de fakkel der chirurgie (1680): 'Het onderzoek der Natuur
is ongetwijffeld een van de nutste bezigheden daar
mede den mensch zijn tijd in deze weereld doorbrengt,
[want] Gods onzienlijke dingen worden van de Schepping
uit de Schepzelen verstaan en doorzien'.
5 Geen van de volgende publicaties wordt door Eldering
genoemd: G.A. Lindeboom, 'De ontdekking van het tril-
haarepitheel door Antonius de Heide (1683)', Nederlands
Tijdschrift voor Geneeskunde 124, nr. 2 (1980), 839-841
idem, 'Anton de Heide als proefondervindelijk onderzoe
ker', Tijdschrift voor de Geschiedenis van de Geneees-
kunde, Natuurwetenschappen, Wiskunde en Techniek 6
(1983) 121-134; Hans Joachim Mallach, Der Stellenwert
der Luftembolie in der modernen Medizin (Springer,
1987), 4; Daniel de Moulin, A History of Surgery With
Emphasis on the Netherlands (Dordrecht: Nijhoff,1988),
104; Leonard F. Peltier, Fractures: A History and Ico
nography of TheirTreatment (San Francisco: Norman,
1990), 211Anette Henriette Munt, The Impact of Dutch
Cartesian Medical Reformers in Early Enlightenment
German Culture (1680-1720) (Ph.D. dissertation Univer
sity College London, 2004); Jay R. Lieberman ft Gary E.
Friedlaender, Bone Regeneration and Repair: Biology and
Clinical Applications (Springer 2007), 93; Huib J. Zuider
vaart, 'Het in 1658 opgerichte Theatrum Anatomicum te
Middelburg. Een medisch-wetenschappelijk ft cultureel
convergentiepunt in een vroege stedelijke context',
Archief. Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch
Genootschap der Wetenschappen (2009 [gepubliceerd
2010]), 73-140; Domenico Bertoloni Meli, 'Early Modern
Experimentation on Live Animals', Journal of the History
of Biology 46 (2013) 199-226, esp. 218-219; Saskia
Klerk, Galen reconsidered. Studying drug properties and
the foundations of medicine in the Dutch Republic ca.
1550-1700 (Ph.D. dissertation Utrecht University, 2015).
Wel noemt Eldering Marian Fournier, The Fabric of Life:
Microscopy in the Seventeenth Century (Baltimore: Johns
Hopkins University Press, 1996), 131,143 en Edward
G. Ruestow, The Microscope in the Dutch Republic. The
Shaping of Discovery (Cambridge 1996), maar op wat zij
over De Heide schrijven gaat Eldering niet in.
6 J.C. de Man, Antonius de Heide ontdekker der later zoo
beroemd geworden trilhaarbeweging (Middelburg, 1905),
54. Lodewijk Palm heeft erop gewezen dat Van Leeuwen
hoek de trilhaarbeweging in mosselen al eerder (in 1680)