De Middelburgse arts, chirurgijn en chemicus Antonius de Heyde/Heide
(1646-1705) meer in context geplaatst.
Een commentaar op Elderings 'Zeeuws bloed kruipt'
Dat Elderings stellingname gedateerd is blijkt
niet alleen door de deels als '1980' gedateerde
schema's in zijn artikel, maar ook qua insteek.
Door vragen te stellen zoals 'Waardoor zijn
zij [Swammerdam en Van Leeuwenhoek] wel
'beroemd' en De Heide niet?' of 'Wat is de waarde
van De Heides onderzoek en waardoor is dit
onderzoek niet beroemd of nauwelijks bekend?'
sluit Elderings stuk naadloos aan bij boeken
als J.C. Alders, Nederlandsche baanbrekers der
wetenschap (Amsterdam 1940) of G.C. Gerrits,
Grote Nederlanders bij de opbouw der natuur
wetenschappen (Leiden 1948). Daarin stonden
grote ontdekkingen, prioriteitskwesties en
'beroemdheid' inderdaad centraal. Gebruikelijk
was destijds ook het kiezen van een benadering
volgens hedendaagse disciplinaire lijnen. Zo
waren natuurkundigen, biologen en chemici
op zoek naar hun 'disciplinaire' voorgangers,
doorgaans zonder zich echt rekenschap te geven
van wat in de vroegmoderne tijd wetenschaps
beoefening inhield. Een mooi voorbeeld vormt de
uitgave van de Oeuvres Complètes van Christiaan
Huygens uit de jaren 1888-1950, waarin de
talrijke aantekeningen van Huygens keurig
volgens disciplinaire lijnen zijn gerangschikt,
waardoor in het meest extreme geval notities
die Huygens op een en dezelfde dag aan het
papier toevertrouwde, en die hij in samenhang
bezag, uiteindelijk terecht zijn gekomen in vijf
verschillende delen van Huygens' Oeuvres.2
De laatste decennia is in de wetenschaps- en
kennisgeschiedenis echter het besef door
gedrongen dat in de vroegmoderne tijd 'weten
schap' een totaal andere inhoud had dan wat we
er vandaag onder verstaan en dat ook disci
plinaire indelingen niet bestonden. Sterker
nog, zelfs de aanduiding 'wetenschapper' is
anachronistisch. Er was niemand die met het
bedrijven van wetenschap zijn geld verdiende.
Wanneer iemand onderzoek deed naar wat wij nu
natuurwetenschappelijke verschijnselen noemen,
dan gebeurde dat per definitie in de eigen tijd en
met eigen verworven middelen. Dat vergde dus
bovenal een zekere financiële gegoedheid. Een
Huib J. Zuidervaart
In het tijdschrift Zeeland 27.4 (2018) heeft de
bioloog Peter Eldering (*1947) aandacht gevraagd
voor de onderzoekingen naar de bloedsomloop van
de in Middelburg werkzame Antonius de Heyde
Heide (Philippine, 1646 - Rijnsburg, 1705).1
Inderdaad heeft deze Zeeuws-Vlaamse arts als
veelzijdig onderzoeker beslist zijn sporen verdiend.
Dat Eldering begin jaren 1980 van plan was om
aan deze Zeeuw een proefschrift te wijden, was
dan ook niet meer dan terecht. Een drukke carrière
in het onderwijs heeft uiteindelijk de uitvoering
van dat voornemen in de weg gestaan. Zo gaat
dat soms, in alle dynamiek van het leven. Het
gepubliceerde artikel draagt daardoor echter nog
wel sporen van die jaren tachtig, waardoor een
incompleet en deels onjuist beeld is geschetst.
Daarom nu een bijstelling.
1. Twee handtekeningen van Antonius de Heide waaruit blijkt
dat hij voor zijn naam zowel de schrijfwijze 'De Heyde' als 'De
Heide' hanteerde. Uitsnede uit twee brieven uit resp. c. 1682 en
1686. (Antiquariaat Forum, 't Goy-Houten en Germanisches
National-museum, Nürnberg)
86
Antonius de Heide